Spaans

Uitgebreide vertaling voor entrada (Spaans) in het Nederlands

entrada:

entrada [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la entrada
    de aankomst; de komst
    • aankomst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • komst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. la entrada
    de vermelding
  3. la entrada
    de invoer
    • invoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. la entrada (acceso)
    de toegang; de entree; de ingang; de inlaat
    • toegang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • entree [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ingang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inlaat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. la entrada (señal)
    de aanbetaling
  6. la entrada (ingresos)
    de binnenkomst; de aankomst
  7. la entrada (puerta; éxito; paso)
    de deur
    • deur [de ~] zelfstandig naamwoord
  8. la entrada (llegada)
    de entree; de binnenkomst; de intrede; de intocht
    • entree [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • binnenkomst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • intrede [de ~] zelfstandig naamwoord
    • intocht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  9. la entrada (ingreso; recaudación; llegada)
    de inkomst
    • inkomst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  10. la entrada (asiento; registro; inscripción; inscripciones)
    de boeking; de inschrijving
  11. la entrada (vestíbulo; zaguán; hall; )
    de vestibule; het portaal; het voorportaal; de hal; de entree
    • vestibule [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • portaal [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voorportaal [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hal [de ~] zelfstandig naamwoord
    • entree [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  12. la entrada (puerta de la calle; éxito; puerta principal)
    de huisdeur
  13. la entrada (entrada de un barco)
    de invaart
    • invaart [de ~] zelfstandig naamwoord
  14. la entrada (invasión; irrupción)
    de invasie; de inval
    • invasie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • inval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  15. la entrada (camino de acceso; subida; pasada; )
    de oprijlaan; de oprit; de inrit
    • oprijlaan [de ~] zelfstandig naamwoord
    • oprit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inrit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  16. la entrada (admisión; ingreso; inserción)
    plaatsing van artikel
  17. la entrada (invasión de policía; conquista; incursión; )
    de politie-inval; de inval
  18. la entrada (admisión; aprobación; hospitalización; )
    de toelating
  19. la entrada (palabra principal; artículo; palabra clave)
    het lemma; hoofdwoord
    • lemma [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hoofdwoord [znw.] zelfstandig naamwoord
  20. la entrada (billete de teatro)
    het schouwburgkaartje

Vertaal Matrix voor entrada:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbetaling entrada; señal
aankomst entrada; ingresos
binnenkomst entrada; ingresos; llegada
boeking asiento; entrada; inscripciones; inscripción; registro
deur entrada; paso; puerta; éxito
entree acceso; entrada; hall; llegada; portal; vestíbulo; vestíbulo delantero; zaguán precio de entrada
hal acceso; entrada; hall; portal; vestíbulo; vestíbulo delantero; zaguán descansillo; mercado de pescado; portal; rellano; sala de caballeros; sala de recepción; salón; vestíbulo; zaguán
hoofdwoord artículo; entrada; palabra clave; palabra principal
huisdeur entrada; puerta de la calle; puerta principal; éxito
ingang acceso; entrada identificador
inkomst entrada; ingreso; llegada; recaudación
inlaat acceso; entrada
inrit acceso; alameda; avenida; camino de acceso; camino de entrada; entrada; pasada; rampa de acceso; subida; vía de acceso
inschrijving asiento; entrada; inscripciones; inscripción; registro declaración; grabación; inscripción; inscripción de certificado; licitación pública; matriculación; matrícula; oferta; registro
intocht entrada; llegada
intrede entrada; llegada
invaart entrada; entrada de un barco
inval arrollo; conquista; entrada; incursión; invasión; invasión de policía; irrupción; redada
invasie entrada; invasión; irrupción
invoer entrada importaciones; importación
komst entrada llegada
lemma artículo; entrada; palabra clave; palabra principal
oprijlaan acceso; alameda; avenida; camino de acceso; camino de entrada; entrada; pasada; rampa de acceso; subida; vía de acceso
oprit acceso; alameda; avenida; camino de acceso; camino de entrada; entrada; pasada; rampa de acceso; subida; vía de acceso
overloop descansillo; rellano
plaatsing van artikel admisión; entrada; ingreso; inserción
politie-inval arrollo; conquista; entrada; incursión; invasión; invasión de policía; redada
portaal acceso; entrada; hall; portal; vestíbulo; vestíbulo delantero; zaguán descansillo; rellano
schouwburgkaartje billete de teatro; entrada
toegang acceso; entrada acceso
toelating acceso; admisión; aprobación; entrada; grabaciones; grabación; hospitalización; ingreso; inserción; paso; precio de entrada; recepción
vermelding entrada aviso; comunicación; información; noticia; notificación; publicación
vestibule acceso; entrada; hall; portal; vestíbulo; vestíbulo delantero; zaguán
voorportaal acceso; entrada; hall; portal; vestíbulo; vestíbulo delantero; zaguán

Synoniemen voor "entrada":


Wiktionary: entrada

entrada
noun
  1. een eerste betaling bij het kopen van iets op afbetaling of in termijnen
  2. een opening waar iets doorheen kan
  3. eerste, meestal lichte gang van een maaltijd

Cross Translation:
FromToVia
entrada aanbetaling down payment — payment representing a fraction of the price
entrada ingang entrance — The place of entering, as a gate or doorway
entrada invoer entry — act of entering
entrada toegang entry — permission to enter
entrada ingang entry — doorway that provides a means of entering a building
entrada entree entry — room
entrada artikel; trefwoord entry — article in a dictionary or encyclopedia
entrada post; notitie entry — record in a log or in a database
entrada toevloed influx — inward flow
entrada voorgerecht; voorafje starter — first course of a meal
entrada kaartje; ticket ticket — admission to entertainment
entrada ingang; ontvangst; binnenkomen; inkomen EingangÖffnung zum Betreten eines begrenzten Bereiches, z. B. eines Gebäudes
entrada ticket Ticket — Flugkarte, Fahrschein, Eintrittskarte und Ähnliches
entrada landing; toegang; nadering; binnengaan; entree; intrede; omgeving; ontmoeting; kennismaking; betrekking; verhouding; verstandhouding; omgang; verband; verkeer; ontvangst; acceptatie; aanneming; aanvaarding abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage.
entrada binnengaan; entree; intrede; toegang; aanval; offensief; vlaag; attaque; heenweg accès — Action, endroit, ou facilité plus ou moins grande d’accéder dans un lieu, physique ou virtuel.
entrada binnengaan; entree; intrede; toegang entréeendroit par où l’on entrer dans un lieu.
entrada repliek réplique — Traductions à trier suivant le sens
entrada bescheid; wederwoord; weerwoord; repliek; ontzenuwing; weerlegging; tegenbewijs; reactie; terugslag; weerslag; dupliek réponseparole dire, ou acte effectué, en réaction à une question poser, une demande, ou à une déclaration, ou encore à un évènement.

Verwante vertalingen van entrada