Spaans

Uitgebreide vertaling voor durar (Spaans) in het Nederlands

durar:

durar werkwoord

  1. durar (perdurar; continuar)
    voortduren; aanhouden; voortbestaan
    • voortduren werkwoord (duur voort, duurt voort, duurde voort, duurden voort, voortgeduurd)
    • aanhouden werkwoord (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • voortbestaan werkwoord (besta voort, bestaat voort, bestond voort, bestonden voort, voortbestaan)

Conjugations for durar:

presente
  1. duro
  2. duras
  3. dura
  4. duramos
  5. duráis
  6. duran
imperfecto
  1. duraba
  2. durabas
  3. duraba
  4. durábamos
  5. durabais
  6. duraban
indefinido
  1. duré
  2. duraste
  3. duró
  4. duramos
  5. durasteis
  6. duraron
fut. de ind.
  1. duraré
  2. durarás
  3. durará
  4. duraremos
  5. duraréis
  6. durarán
condic.
  1. duraría
  2. durarías
  3. duraría
  4. duraríamos
  5. duraríais
  6. durarían
pres. de subj.
  1. que dure
  2. que dures
  3. que dure
  4. que duremos
  5. que duréis
  6. que duren
imp. de subj.
  1. que durara
  2. que duraras
  3. que durara
  4. que duráramos
  5. que durarais
  6. que duraran
miscelánea
  1. ¡dura!
  2. ¡durad!
  3. ¡no dures!
  4. ¡no duréis!
  5. durado
  6. durando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor durar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden perseverancia; persistencia; tenacidad
voortbestaan supervivencia
voortduren continuación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden continuar; durar; perdurar aprehender; apresar; aprisionar; arrestar; cautivar; coger preso; coger prisionero; continuar; detener; encarcelar; encerrar; imponer; imponerse; insistir; instar; seguir
voortbestaan continuar; durar; perdurar
voortduren continuar; durar; perdurar

Synoniemen voor "durar":


Wiktionary: durar

durar
verb
  1. voortduren, doorgaan
  2. een bepaalde tijd in beslag nemen

Cross Translation:
FromToVia
durar duren last — endure, continue over time
durar volhouden last — to hold out
durar duren dauern — (intransitiv) über bestimmten Zeitraum erstrecken, für eine bestimmt Zeitspanne anhalten, währen
durar doorgaan; verder gaan met; vervolgen; voortgaan; voortzetten; aanhouden; beklijven; duren; standhouden; voortduren; blijven continuerpoursuivre ce qui commencer.
durar aanhouden; beklijven; duren; standhouden; voortduren durercontinuer d’être, se prolonger.

Computer vertaling door derden: