Spaans

Uitgebreide vertaling voor compra (Spaans) in het Nederlands

compra:

compra [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la compra (adquisición)
    de acquisitie; het kopen; de aankoop; de verwerving; de verkrijging; de aanschaf; de afname; de koop
    • acquisitie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kopen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • aankoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • verwerving [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • verkrijging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aanschaf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • afname [de ~] zelfstandig naamwoord
    • koop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la compra (adquisición; beneficio; rendimiento; obtención)
    de acquisitie; de aankoop; de aanschaf; de boodschap; de aanwinst; aangekochte; de koop
    • acquisitie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aankoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aanschaf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • boodschap [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aanwinst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aangekochte [znw.] zelfstandig naamwoord
    • koop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la compra
    de inkoop
    • inkoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. la compra
    de aankoop
    • aankoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor compra:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangekochte adquisición; beneficio; compra; obtención; rendimiento
aankoop adquisición; beneficio; compra; obtención; rendimiento
aanschaf adquisición; beneficio; compra; obtención; rendimiento
aanwinst adquisición; beneficio; compra; obtención; rendimiento aumento; crecida; crecimiento; expansión; incremento; subida
acquisitie adquisición; beneficio; compra; obtención; rendimiento
afname adquisición; compra bajada; caída; descenso; disminución; recesión; reducción; regresión
boodschap adquisición; beneficio; compra; obtención; rendimiento aviso; comunicación; información; noticia; notificación; publicación
inkoop compra
koop adquisición; beneficio; compra; obtención; rendimiento
kopen adquisición; compra
verkrijging adquisición; compra
verwerving adquisición; compra
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kopen adquirir; adueñarse de; apoderarse de; aprobar; apropiarse; buscar; captar; comprar; conseguir; ganar; mercar; obtener; recibir

Synoniemen voor "compra":


Wiktionary: compra

compra
noun
  1. datgene wat men aankoopt
  2. inkopen van met name levensmiddelen

Cross Translation:
FromToVia
compra aankoop Einkauf — das Erwerben von etwas gegen Geld
compra αγορά; koop Kauf — der entgeltliche Erwerb einer Ware
compra aankoop Ankauf — der Erwerb von Wertstücken
compra verwerving; aanschaf purchase — the act or process of seeking and obtaining something
compra aankoop; aanwinst purchase — that which is obtained for a price in money or its equivalent
compra aanschaf; aankoop; afname; inkoop; koop; overname; gekochte achatacquisition faire à prix d’argent.
compra aanschaf; aankoop; afname; inkoop; koop; overname; aanwinst; acquisitie; buit; verkrijging; verwerving; prooi; acquest acquisitionaction d’acquérir.
compra aanschaf; aankoop; afname; inkoop; koop; overname; gekochte empletteemploi, choix.
compra acquisitie; aanwinst; buit; verkrijging; verwerving; prooi obtention — Action d’obtenir.

comprar:

comprar werkwoord

  1. comprar (obtener; buscar; adquirir; )
    kopen
    – het krijgen in ruil voor geld 1
    • kopen werkwoord (koop, koopt, kocht, kochten, gekocht)
      • ik koop een nieuwe jas1
    verkrijgen; verwerven; aanschaffen; aankopen
    • verkrijgen werkwoord (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • verwerven werkwoord (verwerf, verwerft, verwierf, verwierven, verworven)
    • aanschaffen werkwoord (schaf aan, schaft aan, schafte aan, schaften aan, aangeschaft)
    • aankopen werkwoord (koop aan, koopt aan, kocht aan, kochten aan, aangekocht)
  2. comprar
    acquireren; verkrijgen; aanschaffen
    • acquireren werkwoord
    • verkrijgen werkwoord (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • aanschaffen werkwoord (schaf aan, schaft aan, schafte aan, schaften aan, aangeschaft)

Conjugations for comprar:

presente
  1. compro
  2. compras
  3. compra
  4. compramos
  5. compráis
  6. compran
imperfecto
  1. compraba
  2. comprabas
  3. compraba
  4. comprábamos
  5. comprabais
  6. compraban
indefinido
  1. compré
  2. compraste
  3. compró
  4. compramos
  5. comprasteis
  6. compraron
fut. de ind.
  1. compraré
  2. comprarás
  3. comprará
  4. compraremos
  5. compraréis
  6. comprarán
condic.
  1. compraría
  2. comprarías
  3. compraría
  4. compraríamos
  5. compraríais
  6. comprarían
pres. de subj.
  1. que compre
  2. que compres
  3. que compre
  4. que compremos
  5. que compréis
  6. que compren
imp. de subj.
  1. que comprara
  2. que compraras
  3. que comprara
  4. que compráramos
  5. que comprarais
  6. que compraran
miscelánea
  1. ¡compra!
  2. ¡comprad!
  3. ¡no compres!
  4. ¡no compréis!
  5. comprado
  6. comprando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor comprar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kopen adquisición; compra
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankopen adquirir; aprobar; buscar; comprar; ganar; mercar; obtener
aanschaffen adquirir; aprobar; buscar; comprar; ganar; mercar; obtener adquirir
acquireren comprar
kopen adquirir; aprobar; buscar; comprar; ganar; mercar; obtener adquirir; adueñarse de; apoderarse de; apropiarse; captar; conseguir; obtener; recibir
verkrijgen adquirir; aprobar; buscar; comprar; ganar; mercar; obtener adquirir; adueñarse de; alcanzar; apoderarse de; apropiarse; captar; cobrar; conseguir; ganar; obtener; recibir; triunfar
verwerven adquirir; aprobar; buscar; comprar; ganar; mercar; obtener adquirir; adueñarse de; alzar; apoderarse de; aprender; apropiarse; captar; cobrar; comenzar; conseguir; cursar; encender; estallar; estudiar; obtener; recibir; seguir estudios

Synoniemen voor "comprar":


Wiktionary: comprar

comprar
verb
  1. door kopen verwerven
  2. kopen
  3. in ruil voor geld iets in bezit krijgen

Cross Translation:
FromToVia
comprar aanschaffen; kopen buy — to obtain for money
comprar aanschaffen; aankopen; verwerven purchase — to obtain by paying money or its equivalent; to buy for a price
comprar afnemen abnehmen — eine Aufgabe oder einen Gegenstand von jemand anderem übernehmen
comprar kopen kaufen — eine Ware gegen Entgelt erwerben
comprar kopen; afnemen; aankopen; inkopen; aanschaffen; overnemen acheter — Tous sens

Verwante vertalingen van compra