Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: aguas

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: aguas

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

aguar:
- verkankeren; verpesten; iets bederven
agua:
- water
Wiktionary:
- aguas → wateren
- aguar → aanlengen, bederven
- aguar → [[water geven]], sproeien, begieten, bevloeien, gieten, besproeien, wateren, water geven
- agua → water, frisdrank, prik, limonade, priklimonade

Spaans

Uitgebreide vertaling voor aguas (Spaans) in het Nederlands

aguas vorm van aguar:

aguar werkwoord

aguar (arruinar)
verkankeren; verpesten; iets bederven
- verkankeren werkwoord (verkanker, verkankert, verkankerde, verkankerden, verkankerd)
- verpesten werkwoord (verpest, verpestte, verpestten, verpest)
- iets bederven werkwoord

Conjugations for aguar:

presente

aguo
aguas
agua
aguamos
aguáis
aguan

imperfecto

aguaba
aguabas
aguaba
aguábamos
aguabais
aguaban

indefinido

agüé
aguaste
aguó
aguamos
aguasteis
aguaron

fut. de ind.

aguaré
aguarás
aguará
aguaremos
aguaréis
aguarán

condic.

aguaría
aguarías
aguaría
aguaríamos
aguaríais
aguarían

pres. de subj.

que agüe
que agües
que agüe
que agüemos
que agüéis
que agüen

imp. de subj.

que aguara
que aguaras
que aguara
que aguáramos
que aguarais
que aguaran

miscelánea

¡agua!
¡aguad!
¡no agües!
¡no agüeis!
aguado
aguando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor aguar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
iets bederven	aguar; arruinar
verkankeren	aguar; arruinar
verpesten	aguar; arruinar	amargar; emponzoñar; estropear; intoxicar

Synoniemen voor "aguar":

bautizar; mezclar; adulterar; falsificar; diluir; aclarar; disolver
estropear; chafar; amargar; fastidiar; frustrar; abortar; jorobar; joder

Wiktionary: aguar

aguar

verb

verdunnen.
- aanlengen → aguar
iets kapot maken, doen verrotten
- bederven → aguar; estropear; corromper; desmejorar; echar a perder; deteriorar; dañar

Cross Translation:

From	To	Via
• aguar	→ [[water geven]]; sproeien; begieten	↔ water — to pour water into the soil surrounding (plants)
• aguar	→ bevloeien; gieten; begieten; sproeien; besproeien; wateren; water geven	↔ arroser — humecter, mouiller quelque chose en versant de l’eau dessus, ou quelque autre liquide.

agua:

agua [el ~] zelfstandig naamwoord

el agua
het water
- water [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor agua:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
water	agua

Verwante woorden van "agua":

aguas

Synoniemen voor "agua":

licor; brabaje; refresco; consumición; caldo; jugo; líquido; zumo; bebida; elixir; néctar; ambrosía; esquisitez; manjar de dioses

Wiktionary: agua

Cross Translation:

From	To	Via
• agua	→ water	↔ Wasser — kein Plural: die chemische Verbindung (Diwasserstoffoxid), der Stoff H₂O in flüssigem Aggregatzustand, die aus Wasserstoff und Sauerstoff zusammengesetzt ist
• agua	→ water	↔ water — clear liquid H₂O
• agua	→ water	↔ water — one of the four elements in alchemy
• agua	→ water	↔ eau — Liquide transparent
• agua	→ frisdrank; prik; limonade; priklimonade	↔ soda — Boisson gazeuse

Wiktionary: aguas

Cross Translation:

From	To	Via
• aguas	→ wateren	↔ water — body of water, or specific part of it

Verwante vertalingen van aguas