Spaans

Uitgebreide vertaling voor atizar (Spaans) in het Nederlands

atizar:

atizar werkwoord

  1. atizar (animar; encandilar)
    aanwakkeren; aanblazen; doen opvlammen
    • aanwakkeren werkwoord (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)
    • aanblazen werkwoord (blaas aan, blaast aan, blies aan, bliezen aan, aangeblazen)
    • doen opvlammen werkwoord
  2. atizar (incitar; instigar)
    opstoken; oppoken; aanstoken
    • opstoken werkwoord (stook op, stookt op, stookte op, stookten op, opgestookt)
    • oppoken werkwoord (pook op, pookt op, pookte op, pookten op, opgepookt)
    • aanstoken werkwoord (stook aan, stookt aan, stookte aan, stookten aan, aangestookt)
  3. atizar (incitar; encender; excitar; )
    aanzetten; opfokken; opruien; poken; ophitsen; opstoken; opjutten; aanwakkeren; aanstoken
    • aanzetten werkwoord (zet aan, zette aan, zetten aan, aangezet)
    • opfokken werkwoord (fok op, fokt op, fokte op, fokten op, opgefokt)
    • opruien werkwoord (rui op, ruit op, ruide op, ruiden op, opgeruid)
    • poken werkwoord
    • ophitsen werkwoord (hits op, hitst op, hitste op, hitsten op, opgehitst)
    • opstoken werkwoord (stook op, stookt op, stookte op, stookten op, opgestookt)
    • opjutten werkwoord (jut op, jutte op, jutten op, opgejut)
    • aanwakkeren werkwoord (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)
    • aanstoken werkwoord (stook aan, stookt aan, stookte aan, stookten aan, aangestookt)
  4. atizar (avivar; instigar; quemar; )
    stoken; opstoken; poken; aanblazen; aanstoken; oppoken; aanwakkeren
    • stoken werkwoord (stook, stookt, stookte, stookten, gestookt)
    • opstoken werkwoord (stook op, stookt op, stookte op, stookten op, opgestookt)
    • poken werkwoord
    • aanblazen werkwoord (blaas aan, blaast aan, blies aan, bliezen aan, aangeblazen)
    • aanstoken werkwoord (stook aan, stookt aan, stookte aan, stookten aan, aangestookt)
    • oppoken werkwoord (pook op, pookt op, pookte op, pookten op, opgepookt)
    • aanwakkeren werkwoord (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)
  5. atizar (fomentar; incitar; instigar)

Conjugations for atizar:

presente
  1. atizo
  2. atizas
  3. atiza
  4. atizamos
  5. atizáis
  6. atizan
imperfecto
  1. atizaba
  2. atizabas
  3. atizaba
  4. atizábamos
  5. atizabais
  6. atizaban
indefinido
  1. aticé
  2. atizaste
  3. atizó
  4. atizamos
  5. atizasteis
  6. atizaron
fut. de ind.
  1. atizaré
  2. atizarás
  3. atizará
  4. atizaremos
  5. atizaréis
  6. atizarán
condic.
  1. atizaría
  2. atizarías
  3. atizaría
  4. atizaríamos
  5. atizaríais
  6. atizarían
pres. de subj.
  1. que atice
  2. que atices
  3. que atice
  4. que aticemos
  5. que aticéis
  6. que aticen
imp. de subj.
  1. que atizara
  2. que atizaras
  3. que atizara
  4. que atizáramos
  5. que atizarais
  6. que atizaran
miscelánea
  1. ¡atiza!
  2. ¡atizad!
  3. ¡no atices!
  4. ¡no aticéis!
  5. atizado
  6. atizando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor atizar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstoken incitación; instigación
aanzetten a instancias de; animar; animar a; estimular; impulsar; incitar a
ophitsen incitación; instigación
opstoken incitación; instigación
poken atizadores
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanblazen acuciar; amotinar; animar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; encandilar; enredar; incitar; instigar; quemar
aanstoken acuciar; amotinar; animar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; encender; enredar; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; quemar; sembrar discordia
aanwakkeren acuciar; amotinar; animar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; encandilar; encender; enredar; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; quemar; sembrar discordia estimular; incitar; instigar; provocar
aanzetten animar; apresurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia acelerar; acentuar; afilar; aguijonear; animar; arriar; avivar; conectar; empujar; engordar; entornar; espolear; estimular; exasperar; excitar; impulsar; incentivar; incitar; instigar; motivar; poner en marcha
doen opvlammen animar; atizar; encandilar
iets aanstoken atizar; fomentar; incitar; instigar
opfokken animar; apresurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia parir
ophitsen animar; apresurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia afrontar; animar; apresurar; atormentar; causar; cazar; chancear; correr; dar motivo para; desafiar; encrespar; escarabajear; estimular; hostigar; importunar; impulsar; incitar; instigar; jorobar; picar; pinchar; provocar; rabiar; soliviantar; suscitar
opjutten animar; apresurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia agobiar; aguijonear; animar; apoyar; apresurar; apurar; avivar; calzar; empujar; engendrar; estimular; hacer subir; hurgar; impulsar a; incentivar; incitar; incitar a; instigar; motivar; pegarse; promocionar; provocar; soportar; sostener; sujetar; suscitar
oppoken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar agitar; estimular; incitar; instigar; provocar
opruien animar; apresurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia
opstoken acuciar; amotinar; animar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; encender; enredar; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; quemar; sembrar discordia agitar
poken acuciar; amotinar; animar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; encender; enredar; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; quemar; sembrar discordia
stoken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar destilar

Synoniemen voor "atizar":


Wiktionary: atizar

atizar
verb
  1. vuur aanjagen
  2. sterker worden
  3. het vuur feller doen branden door erin te poken

Cross Translation:
FromToVia
atizar stichten entfachengehoben: ein Feuer oder einen Brand entstehen lassen
atizar stoken stoke — to feed, stir up

Computer vertaling door derden: