Apilar: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

apilar:
- opstapelen; stapelen; opeenhopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; accumuleren; hopen; zich ophopen; zich opstapelen
Wiktionary:
- apilar → ophopen
- apilar → stapelen, opstapelen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor apilar (Spaans) in het Nederlands

apilar:

apilar werkwoord

apilar (amontonar; acumular; acumularse)
opstapelen; stapelen; opeenhopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten
- opstapelen werkwoord (stapel op, stapelt op, stapelde op, stapelden op, opgestapeld)
- stapelen werkwoord (stapel, stapelt, stapelde, stapelden, gestapeld)
- opeenhopen werkwoord (hoop opeen, hoopt opeen, hoopte opeen, hoopten opeen, opeengehoopt)
- op elkaar stapelen werkwoord
- op elkaar zetten werkwoord
apilar (acumular; amontonarse; amontonar; acumularse)
accumuleren; opeenhopen; hopen
- accumuleren werkwoord (accumuleer, accumuleert, accumuleerde, accumuleerden, geaccumuleerd)
- opeenhopen werkwoord (hoop opeen, hoopt opeen, hoopte opeen, hoopten opeen, opeengehoopt)
- hopen werkwoord (hoop, hoopt, hoopte, hoopten, gehoopt)
apilar (acumularse; acumular)
accumuleren; zich ophopen; zich opstapelen
- accumuleren werkwoord (accumuleer, accumuleert, accumuleerde, accumuleerden, geaccumuleerd)
- zich ophopen werkwoord
- zich opstapelen werkwoord

Conjugations for apilar:

presente

apilo
apilas
apila
apilamos
apiláis
apilan

imperfecto

apilaba
apilabas
apilaba
apilábamos
apilabais
apilaban

indefinido

apilé
apilaste
apiló
apilamos
apilasteis
apilaron

fut. de ind.

apilaré
apilarás
apilará
apilaremos
apilaréis
apilarán

condic.

apilaría
apilarías
apilaría
apilaríamos
apilaríais
apilarían

pres. de subj.

que apile
que apiles
que apile
que apilemos
que apiléis
que apilen

imp. de subj.

que apilara
que apilaras
que apilara
que apiláramos
que apilarais
que apilaran

miscelánea

¡apila!
¡apilad!
¡no apiles!
¡no apiléis!
apilado
apilando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor apilar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hopen		montones; pilas; rimeros
opeenhopen		acumulación; aumento
opstapelen		acumulación; aumento
stapelen		acumulación; aumento
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
accumuleren	acumular; acumularse; amontonar; amontonarse; apilar
hopen	acumular; acumularse; amontonar; amontonarse; apilar	confiar en; consumirse; desear; esperar; ir consumiéndose; querer
op elkaar stapelen	acumular; acumularse; amontonar; apilar
op elkaar zetten	acumular; acumularse; amontonar; apilar
opeenhopen	acumular; acumularse; amontonar; amontonarse; apilar	acopiar; acumular; ahorrar; juntar; recoger; reunir
opstapelen	acumular; acumularse; amontonar; apilar	acumularse
stapelen	acumular; acumularse; amontonar; apilar
zich ophopen	acumular; acumularse; apilar
zich opstapelen	acumular; acumularse; apilar

Synoniemen voor "apilar":

apelotonar; aglomerar; apretujar; amontonar; hacinar; agolpar; apiñar; arremolinar; acumular; reunir; juntar

Wiktionary: apilar

apilar

verb

op elkaar stapelen
- ophopen → apilar; acumular; amontar; aglomerar; amontonar

Cross Translation:

From	To	Via
• apilar	→ stapelen	↔ pile up — to form a pile etc.
• apilar	→ stapelen; opstapelen	↔ stack — To place objects or material in the form of a stack

Computer vertaling door derden: