Spaans

Uitgebreide vertaling voor sugerir (Spaans) in het Nederlands

sugerir:

sugerir werkwoord

  1. sugerir (conjeturar; proponer; adivinar; )
    adviseren; suggereren; raden; ingeven; iets aanraden
    • adviseren werkwoord (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • suggereren werkwoord (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • raden werkwoord (raad, raadt, ried, rieden, geraden)
    • ingeven werkwoord (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • iets aanraden werkwoord
  2. sugerir (proponer)
    naar voren brengen; opperen; poneren
    • naar voren brengen werkwoord (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen werkwoord (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
    • poneren werkwoord (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
  3. sugerir (proponer)
    opperen; poneren; aanvoeren; te berde brengen
    • opperen werkwoord (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
    • poneren werkwoord (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
    • aanvoeren werkwoord (voer aan, voert aan, voerde aan, voerden aan, aangevoerd)
    • te berde brengen werkwoord (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
  4. sugerir (proponer)
    aanvoeren; aandragen
    • aanvoeren werkwoord (voer aan, voert aan, voerde aan, voerden aan, aangevoerd)
    • aandragen werkwoord (draag aan, draagt aan, droeg aan, droegen aan, aangedragen)
  5. sugerir (plantear; proponer; postular; lanzar)
    stellen; poneren; naar voren brengen; opperen
    • stellen werkwoord (stel, stelt, stelde, stelden, gesteld)
    • poneren werkwoord (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
    • naar voren brengen werkwoord (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen werkwoord (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
  6. sugerir (lanzar)
    suggereren; naar voren brengen; opperen
    • suggereren werkwoord (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • naar voren brengen werkwoord (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen werkwoord (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)

Conjugations for sugerir:

presente
  1. sugiero
  2. sugieres
  3. sugiere
  4. sugerimos
  5. sugerís
  6. sugieren
imperfecto
  1. sugería
  2. sugerías
  3. sugería
  4. sugeríamos
  5. sugeríais
  6. sugerían
indefinido
  1. sugerí
  2. sugeriste
  3. sugirió
  4. sugerimos
  5. sugeristeis
  6. sugirieron
fut. de ind.
  1. sugeriré
  2. sugerirás
  3. sugerirá
  4. sugeriremos
  5. sugeriréis
  6. sugerirán
condic.
  1. sugeriría
  2. sugerirías
  3. sugeriría
  4. sugeriríamos
  5. sugeriríais
  6. sugerirían
pres. de subj.
  1. que sugiera
  2. que sugieras
  3. que sugiera
  4. que sugeramos
  5. que sugeráis
  6. que sugieran
imp. de subj.
  1. que sugiriera
  2. que sugirieras
  3. que sugiriera
  4. que sugiriéramos
  5. que sugirierais
  6. que sugirieran
miscelánea
  1. ¡sugiere!
  2. ¡sugerid!
  3. ¡no sugieras!
  4. ¡no sugeráis!
  5. sugerido
  6. sugiriendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor sugerir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoeren dirección; mando
poneren postular; proponer
stellen postular; proponer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandragen proponer; sugerir
aanvoeren proponer; sugerir abordar; conducir; dar orden de; decretar; dirigir; encabezar; estar en cabeza; gobernar; guiar; ir a la cabeza; ir delante; liderar; llevar; mandar; ordenar; pilotar; plantear; preceder; presidir; ser primero
adviseren adivinar; appreciar; conjeturar; estimar; hacer conjeturas; inspirar; pintar; presentar; proponer; provocar; representar; sugerir aconsejar; recomendar
iets aanraden adivinar; appreciar; conjeturar; estimar; hacer conjeturas; inspirar; pintar; presentar; proponer; provocar; representar; sugerir
ingeven adivinar; appreciar; conjeturar; estimar; hacer conjeturas; inspirar; pintar; presentar; proponer; provocar; representar; sugerir administrar; administrar medicamentos; dar; decir al oído; dictar; insinuar; inspirar; presentar; provocar; suministrar
naar voren brengen lanzar; plantear; postular; proponer; sugerir llevar hacia adelante; poner sobre el tapete; sacar a relucir
opperen lanzar; plantear; postular; proponer; sugerir abordar; plantear
poneren lanzar; plantear; postular; proponer; sugerir
raden adivinar; appreciar; conjeturar; estimar; hacer conjeturas; inspirar; pintar; presentar; proponer; provocar; representar; sugerir adivinar; barruntar; conjeturar; especular; estimar; hacer conjeturas; presumir; presuponer; suponer
stellen lanzar; plantear; postular; proponer; sugerir fingir; pretender; pretextar; simular
suggereren adivinar; appreciar; conjeturar; estimar; hacer conjeturas; inspirar; lanzar; pintar; presentar; proponer; provocar; representar; sugerir
te berde brengen proponer; sugerir abordar; abrir; aumentar; inaugurar; lanzar; plantear; trabar conversación

Synoniemen voor "sugerir":


Wiktionary: sugerir

sugerir
verb
  1. iets voorstellen
  2. een suggestie doen

Cross Translation:
FromToVia
sugerir ter tafel brengen; ter sprake brengen moot — to bring up as a subject for debate, to propose
sugerir → [[doen vermoeden]]; suggereren suggest — to make one suppose
sugerir voorstellen suggest — to ask for without demanding
sugerir suggereren suggerierentransitiv, jemandem etwas suggerieren: etwas unterschwellig andeuten; jemanden dazu bringen oder den Versuch dazu machen, dass er etwas bemerkt, zur Kenntnis nimmt oder für wahr hält, ohne es dazu offen anzusprechen
sugerir een wenk geven; influisteren; opperen; suggereren; bepraten; overhalen; overreden; te denken geven; bezielen; inboezemen; inspireren; inademen; ophalen; inblazen inspirerfaire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons.
sugerir een wenk geven; influisteren; opperen; suggereren suggérerinsinuer, faire entrer dans l’esprit de quelqu’un ; inspirer à une personne une opinion, un dessein.