Spaans

Uitgebreide vertaling voor registrar (Spaans) in het Nederlands

registrar:

registrar werkwoord

  1. registrar (apuntar; anotar; escribir; )
    boeken; noteren; vastleggen; registreren; opschrijven; optekenen
    • boeken werkwoord (boek, boekt, boekte, boekten, geboekt)
    • noteren werkwoord (noteer, noteert, noteerde, noteerden, genoteerd)
    • vastleggen werkwoord (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • registreren werkwoord (registreer, registreert, registreerde, registreerden, geregistreerd)
    • opschrijven werkwoord (schrijf op, schrijft op, schreef op, schreven op, opgeschreven)
    • optekenen werkwoord (teken op, tekent op, tekende op, tekenden op, opgetekend)
  2. registrar (inscribir; entregar; renunciar a; escupir; desahuciar)
    inschrijven; opgeven
    • inschrijven werkwoord (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
    • opgeven werkwoord (geef op, geeft op, gaf op, gaven op, opgegeven)
  3. registrar (apuntar; inscribir; firmar; anotar; protocolizar)
    inboeken
    • inboeken werkwoord (boek in, boekt in, boekte in, boekten in, ingeboekt)
  4. registrar
    doorzoeken
    • doorzoeken werkwoord (doorzoek, doorzoekt, doorzocht, doorzochten, doorzocht)
  5. registrar
    in zich opnemen
    • in zich opnemen werkwoord (neem in mij op, neemt in je op, neemt in zich op, nam in zich op, namen in jullie op, in zich opgenomen)
  6. registrar (cachear; inspeccionar)
    visiteren; fouilleren
    • visiteren werkwoord (visiteer, visiteert, visiteerde, visiteerden, gevisiteerd)
    • fouilleren werkwoord (fouilleer, fouilleert, fouilleerde, fouilleerden, gefouilleerd)
  7. registrar (documentar)
    documenteren
    • documenteren werkwoord (documenteer, documenteert, documenteerde, documenteerden, gedocumeteerd)
  8. registrar (registrarse)
    registreren
    • registreren werkwoord (registreer, registreert, registreerde, registreerden, geregistreerd)

Conjugations for registrar:

presente
  1. registro
  2. registras
  3. registra
  4. registramos
  5. registráis
  6. registran
imperfecto
  1. registraba
  2. registrabas
  3. registraba
  4. registrábamos
  5. registrabais
  6. registraban
indefinido
  1. registré
  2. registraste
  3. registró
  4. registramos
  5. registrasteis
  6. registraron
fut. de ind.
  1. registraré
  2. registrarás
  3. registrará
  4. registraremos
  5. registraréis
  6. registrarán
condic.
  1. registraría
  2. registrarías
  3. registraría
  4. registraríamos
  5. registraríais
  6. registrarían
pres. de subj.
  1. que registre
  2. que registres
  3. que registre
  4. que registremos
  5. que registréis
  6. que registren
imp. de subj.
  1. que registrara
  2. que registraras
  3. que registrara
  4. que registráramos
  5. que registrarais
  6. que registraran
miscelánea
  1. ¡registra!
  2. ¡registrad!
  3. ¡no registres!
  4. ¡no registréis!
  5. registrado
  6. registrando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

registrar

  1. registrar (asentar)
    boeken
    • boeken werkwoord (boek, boekt, boekte, boekten, geboekt)

Vertaal Matrix voor registrar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeken novelas
fouilleren registro
opgeven solicitar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeken anotar; apuntar; asentar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar anotar; apuntar; poner por escrito
documenteren documentar; registrar
doorzoeken registrar
fouilleren cachear; inspeccionar; registrar
in zich opnemen registrar
inboeken anotar; apuntar; firmar; inscribir; protocolizar; registrar
inschrijven desahuciar; entregar; escupir; inscribir; registrar; renunciar a abandonar; apuntarse; apuntarse para; enrolarse; escupir; indicar; registrar para el catastro; suscribir; suscribirse a
noteren anotar; apuntar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar anotar; apuntar; poner por escrito
opgeven desahuciar; entregar; escupir; inscribir; registrar; renunciar a abandonar; abandonar toda esperanza; apuntarse para; capitular; dejar; dejar de; desemprender; desenganchar; desentenderse; desistir de; desprenderse; desvincular; devolver; empatar; entregar a; entregarse; enviar; excretar; inmolar; mandar; ofrecer; ofrendar; parar; perder toda esperanza; prescendir de; quedar eliminado; remitir; rendirse; renunciar a; retirarse; retransmitir; sacrificar; salir; salir de; soltar; suscribirse a; suspender; terminar
opschrijven anotar; apuntar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar anotar
optekenen anotar; apuntar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar anotar; apuntar; poner por escrito
registreren anotar; apuntar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar; registrarse anotar; apuntar; poner por escrito; registrarse; suscribirse
vastleggen anotar; apuntar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar agarrarse a; amarrar; atado; atar a una cuerda; colocar; contratar; encadenar; estipular; fijar; imponer dinero; reservar un viaje; sujetar
visiteren cachear; inspeccionar; registrar

Synoniemen voor "registrar":


Wiktionary: registrar

registrar
verb
  1. grondig onderzoeken of zich iets ergens bevindt
  2. vastleggen in een register

Cross Translation:
FromToVia
registrar inchecken check in — to record one's arrival
registrar optekenen record — make a record of
registrar inschrijven register — to enter in a register
registrar aantekenen; boeken; registreren; vastleggen enregistrermettre, écrire quelque chose sur un registre, ou seulement en prendre note.

Verwante vertalingen van registrar