Quedar: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

quedar:
- blijven; vertoeven; verwijlen; toeven; sparen; op bankrekening zetten
Wiktionary:
- quedar → blijven, overblijven, passen
- quedar → ondergaan, verdragen, doorstaan, uithouden, passen, houden, uitstellen, blijven, overblijven, resten, resteren, toeven, verblijven

Spaans

Uitgebreide vertaling voor quedar (Spaans) in het Nederlands

quedar:

quedar werkwoord

quedar (quedarse temporaneamente; permanecer; residir temporalmente)
blijven; vertoeven; verwijlen; toeven
- blijven werkwoord (blijf, blijft, bleef, bleven, gebleven)
- vertoeven werkwoord (vertoef, vertoeft, vertoefde, vertoefden, vertoefd)
- verwijlen werkwoord (verwijl, verwijlt, verwijlde, verwijlden, verwijld)
- toeven werkwoord (toef, toeft, toefte, toeften, getoefd)
quedar (acopiar; ahorrar; acumular; coleccionar; reunir; sobrar; juntar; combinar; compilar; compaginar; economizar)
sparen; op bankrekening zetten
- sparen werkwoord (spaar, spaart, spaarde, spaarden, gespaard)
- op bankrekening zetten werkwoord
quedar
blijven
- blijven werkwoord (blijf, blijft, bleef, bleven, gebleven)

Conjugations for quedar:

presente

quedo
quedas
queda
quedamos
quedáis
quedan

imperfecto

quedaba
quedabas
quedaba
quedábamos
quedabais
quedaban

indefinido

quedé
quedaste
quedó
quedamos
quedasteis
quedaron

fut. de ind.

quedaré
quedarás
quedará
quedaremos
quedaréis
quedarán

condic.

quedaría
quedarías
quedaría
quedaríamos
quedaríais
quedarían

pres. de subj.

que quede
que quedes
que quede
que quedemos
que quedéis
que queden

imp. de subj.

que quedara
que quedaras
que quedara
que quedáramos
que quedarais
que quedaran

miscelánea

¡queda!
¡quedad!
¡no quedes!
¡no quedéis!
quedado
quedando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor quedar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blijven	permanecer; quedar; quedarse temporaneamente; residir temporalmente	no cambiar
op bankrekening zetten	acopiar; acumular; ahorrar; coleccionar; combinar; compaginar; compilar; economizar; juntar; quedar; reunir; sobrar
sparen	acopiar; acumular; ahorrar; coleccionar; combinar; compaginar; compilar; economizar; juntar; quedar; reunir; sobrar	acopiar; acumular; ahorrar; juntar; perdonar; recoger; respetar; reunir
toeven	permanecer; quedar; quedarse temporaneamente; residir temporalmente
vertoeven	permanecer; quedar; quedarse temporaneamente; residir temporalmente
verwijlen	permanecer; quedar; quedarse temporaneamente; residir temporalmente

Synoniemen voor "quedar":

acordar; decidir; convenir; proyectar
citarse
estar; permanecer; mantenerse; continuar; subsistir; restar
terminar; resultar; concluir; salir

Wiktionary: quedar

quedar

verb

ergens vertoeven
- blijven → quedar; permanecer; estarse
overhouden
- overblijven → quedar; sobrar
precies de goede maat zijn, erin kunnen
- passen → caber; quedar

Cross Translation:

From	To	Via
• quedar	→ ondergaan; verdragen; doorstaan; uithouden	↔ abide — to endure
• quedar	→ passen	↔ fit — to have right size and cut, as of clothing
• quedar	→ houden	↔ keep — to maintain possession of
• quedar	→ uitstellen	↔ stay — To postpone
• quedar	→ blijven; overblijven; resten; resteren; toeven; verblijven	↔ rester — continuer d’être à un endroit ou dans un état.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van quedar