Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- formal:
-
Wiktionary:
- formal → ernstig, formeel, nauwkeurig, serieus
- formal → accuraat, nauwgezet, nauwkeurig, prompt, stipt, zorgvuldig, punctueel, goed, juist, recht, gelijkmatig, geregeld, regelmatig, steevast, ernstig, serieus, stemmig
Spaans
Uitgebreide vertaling voor formal (Spaans) in het Nederlands
formal:
-
formal (administrativo; oficial; formalmente; oficialmente; convencional; convencionalmente)
-
formal (distinguido; elegante; ilustre; destacado; digno; refinado; sublime; muy superior; exaltado; majestuoso; muy elevado; elevado; importante; levantado; respetado; aristocrático; de postín; noble)
gedistingeerd; beroemd; voornaam; illuster; hooggeplaatst; adelijk; verheven; gewichtig; aanzienlijk; doorluchtig-
gedistingeerd bijvoeglijk naamwoord
-
beroemd bijvoeglijk naamwoord
-
voornaam bijvoeglijk naamwoord
-
illuster bijvoeglijk naamwoord
-
hooggeplaatst bijvoeglijk naamwoord
-
adelijk bijvoeglijk naamwoord
-
verheven bijvoeglijk naamwoord
-
gewichtig bijvoeglijk naamwoord
-
aanzienlijk bijvoeglijk naamwoord
-
doorluchtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
formal (majestuoso; digno; solemne; llevado; elegante; sublime; de postín; muy elevado; destacado; elevado; importante; distinguido; levantado; noble; alzado; exaltado; aristocrático; muy superior)
waardig; deftig; eerbiedwaardig; statig-
waardig bijvoeglijk naamwoord
-
deftig bijvoeglijk naamwoord
-
eerbiedwaardig bijvoeglijk naamwoord
-
statig bijvoeglijk naamwoord
-
-
formal (convencional; oficial; oficialmente; formalmente; convencionalmente)
Vertaal Matrix voor formal:
Verwante woorden van "formal":
Synoniemen voor "formal":
Wiktionary: formal
formal
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• formal | → accuraat; nauwgezet; nauwkeurig; prompt; stipt; zorgvuldig; punctueel; goed; juist; recht | ↔ exact — Qui suivre rigoureusement la vérité, la convention. |
• formal | → accuraat; nauwgezet; nauwkeurig; prompt; stipt; zorgvuldig; punctueel | ↔ ponctuel — Qui est exact |
• formal | → accuraat; nauwgezet; nauwkeurig; prompt; stipt; zorgvuldig; punctueel; gelijkmatig; geregeld; regelmatig; steevast | ↔ régulier — Qui a de la régularité, qui est conforme à des règles, soit naturelles, soit de convention ; qui est constant, uniforme. |
• formal | → ernstig; serieus; stemmig | ↔ sérieux — Qui est grave ; qui agir avec réflexion. |