Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: fisgar

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: fisgar

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fisgar:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor fisgar (Spaans) in het Nederlands

fisgar:

fisgar werkwoord

  1. fisgar (curiosear; mirar a su alrededor; vagar; )
    rondkijken; rondneuzen; struinen; om zich heen kijken; rondscharrelen; rondsnuffelen
    • rondkijken werkwoord (kijk rond, kijkt rond, keek rond, keken rond, rondgekeken)
    • rondneuzen werkwoord (neus rond, neust rond, neusde rond, neusden rond, rondgeneusd)
    • struinen werkwoord (struin, struint, struinde, struinden, gestruind)
    • rondscharrelen werkwoord (scharrel rond, scharrelt rond, scharrelde rond, scharrelden rond, rondgescharreld)
    • rondsnuffelen werkwoord (snuffel rond, snuffelt rond, snuffelde rond, snuffelden rond, rondgesnuffeld)
  2. fisgar (olfatear; hurgar; husmear; )
    snuffelen aan

Conjugations for fisgar:

presente
  1. fisgo
  2. fisgas
  3. fisga
  4. fisgamos
  5. fisgáis
  6. fisgan
imperfecto
  1. fisgaba
  2. fisgabas
  3. fisgaba
  4. fisgábamos
  5. fisgabais
  6. fisgaban
indefinido
  1. fisgué
  2. fisgaste
  3. fisgó
  4. fisgamos
  5. fisgasteis
  6. fisgaron
fut. de ind.
  1. fisgaré
  2. fisgarás
  3. fisgará
  4. fisgaremos
  5. fisgaréis
  6. fisgarán
condic.
  1. fisgaría
  2. fisgarías
  3. fisgaría
  4. fisgaríamos
  5. fisgaríais
  6. fisgarían
pres. de subj.
  1. que fisgue
  2. que fisgues
  3. que fisgue
  4. que fisguemos
  5. que fisguéis
  6. que fisguen
imp. de subj.
  1. que fisgara
  2. que fisgaras
  3. que fisgara
  4. que fisgáramos
  5. que fisgarais
  6. que fisgaran
miscelánea
  1. ¡fisga!
  2. ¡fisgad!
  3. ¡no fisgues!
  4. ¡no fisguéis!
  5. fisgado
  6. fisgando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor fisgar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
om zich heen kijken curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
rondkijken curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
rondneuzen curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
rondscharrelen curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
rondsnuffelen curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar
snuffelen aan curiosear; escarbar; fisgar; flirtear; hurgar; husmear; olfatear
struinen curiosear; fisgar; husmear; mirar a su alrededor; recorrer con la mirada; vagabundear; vagabundear sin rumbo; vagar

Synoniemen voor "fisgar":


Wiktionary: fisgar

fisgar
verb
  1. nieuwsgierig doorzoeken

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0452 seconde
Page rendered in 1.0 seconds