Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
distinguido:
- gedistingeerd; beroemd; voornaam; illuster; hooggeplaatst; adelijk; verheven; gewichtig; aanzienlijk; doorluchtig; esthetisch; elegant; geraffineerd; chic; smaakvol; stijlvol; verfijnd; modieuze verfijning; vooraanstaand; deftig; indrukwekkend; majestueus; plechtig; trots; parmant; nobel; statig; vorstelijk; parmantig; plechtstatig; fier; prominent; vooraanstaande; befaamd; hooggezeten; geacht; sierlijk; hooggeacht; hooggeëerd; hoogverheven; zeer plechtig; waardig; eerbiedwaardig; royaal
-
distinguir:
- zien; opmerken; kijken; bekijken; onderscheiden; aanschouwen; ontwaren; turen; staren; uit elkaar houden; uiteenhouden; onderscheid maken; gewaarworden; te zien krijgen; waarnemen; observeren; gadeslaan; merken; horen; signaleren; voelen; bemerken; karakteriseren; kenmerken; tekenen; typeren; kenschetsen; realiseren; onderkennen; beseffen; inzien; doorzien; van elkaar onderscheiden; een ereteken geven; toeschouwen; aankijken; differentiëren
- distinguirse:
-
Wiktionary:
- distinguido → chic
- distinguido → bijzonder, vooraanstaand, vermaard, beroemd, gerenommeerd
- distinguir → distingeren, onderscheiden
- distinguir → onderscheiden, herkennen, onderkennen, merken, bemerken, opmerken, bespeuren, in de smiezen krijgen, in het oog krijgen, ontwaren, identificeren, vereenzelvigen, onderscheid maken tussen
- distinguirse → onderscheiden
- distinguirse → uitblinken, onderscheiden, schillen, verschillen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor distinguido (Spaans) in het Nederlands
distinguido:
-
distinguido (elegante; ilustre; destacado; digno; formal; refinado; sublime; muy superior; exaltado; majestuoso; muy elevado; elevado; importante; levantado; respetado; aristocrático; de postín; noble)
gedistingeerd; beroemd; voornaam; illuster; hooggeplaatst; adelijk; verheven; gewichtig; aanzienlijk; doorluchtig-
gedistingeerd bijvoeglijk naamwoord
-
beroemd bijvoeglijk naamwoord
-
voornaam bijvoeglijk naamwoord
-
illuster bijvoeglijk naamwoord
-
hooggeplaatst bijvoeglijk naamwoord
-
adelijk bijvoeglijk naamwoord
-
verheven bijvoeglijk naamwoord
-
gewichtig bijvoeglijk naamwoord
-
aanzienlijk bijvoeglijk naamwoord
-
doorluchtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
distinguido (de buen gusto; gracioso; elegante; destacado; con gracia; con estilo; de mucho estilo; perfeccionado)
esthetisch; elegant; geraffineerd; chic; smaakvol; stijlvol; verfijnd-
esthetisch bijvoeglijk naamwoord
-
elegant bijvoeglijk naamwoord
-
geraffineerd bijvoeglijk naamwoord
-
chic bijvoeglijk naamwoord
-
smaakvol bijvoeglijk naamwoord
-
stijlvol bijvoeglijk naamwoord
-
verfijnd bijvoeglijk naamwoord
-
-
distinguido (aristocrático; elegante; gracioso; de mucho estilo; destacado; airoso; de buen gusto; con gracia; de postín; correcto; correctamente; con estilo)
esthetisch; stijlvol; elegant; verfijnd; chic; modieuze verfijning; smaakvol-
esthetisch bijvoeglijk naamwoord
-
stijlvol bijvoeglijk naamwoord
-
elegant bijvoeglijk naamwoord
-
verfijnd bijvoeglijk naamwoord
-
chic bijvoeglijk naamwoord
-
modieuze verfijning bijvoeglijk naamwoord
-
smaakvol bijvoeglijk naamwoord
-
-
distinguido (notable; de categoría; destacado; real; importante; elegante; soberano; principesco; aristocrático)
gedistingeerd; voornaam; vooraanstaand; deftig-
gedistingeerd bijvoeglijk naamwoord
-
voornaam bijvoeglijk naamwoord
-
vooraanstaand bijvoeglijk naamwoord
-
deftig bijvoeglijk naamwoord
-
-
distinguido (imponente; majestuoso; notable)
indrukwekkend; aanzienlijk; majestueus; deftig; plechtig; trots; parmant; nobel; statig; vorstelijk; parmantig; plechtstatig; fier-
indrukwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
aanzienlijk bijvoeglijk naamwoord
-
majestueus bijvoeglijk naamwoord
-
deftig bijvoeglijk naamwoord
-
plechtig bijvoeglijk naamwoord
-
trots bijvoeglijk naamwoord
-
parmant bijvoeglijk naamwoord
-
nobel bijvoeglijk naamwoord
-
statig bijvoeglijk naamwoord
-
vorstelijk bijvoeglijk naamwoord
-
parmantig bijvoeglijk naamwoord
-
plechtstatig bijvoeglijk naamwoord
-
fier bijvoeglijk naamwoord
-
-
distinguido (notable; prominente)
vooraanstaand; prominent; vooraanstaande; hooggeplaatst; befaamd; hooggezeten; geacht-
vooraanstaand bijvoeglijk naamwoord
-
prominent bijvoeglijk naamwoord
-
vooraanstaande bijvoeglijk naamwoord
-
hooggeplaatst bijvoeglijk naamwoord
-
befaamd bijvoeglijk naamwoord
-
hooggezeten bijvoeglijk naamwoord
-
geacht bijvoeglijk naamwoord
-
-
distinguido (prominente; destacado; notable; importante; eminente; de alto puesto; respetable; honorable; digno de respeto; de alto rango)
prominent; vooraanstaand; hooggeplaatst; voornaam; geacht; hooggezeten; vooraanstaande; befaamd-
prominent bijvoeglijk naamwoord
-
vooraanstaand bijvoeglijk naamwoord
-
hooggeplaatst bijvoeglijk naamwoord
-
voornaam bijvoeglijk naamwoord
-
geacht bijvoeglijk naamwoord
-
hooggezeten bijvoeglijk naamwoord
-
vooraanstaande bijvoeglijk naamwoord
-
befaamd bijvoeglijk naamwoord
-
-
distinguido (elegante; refinado; destacado; pulido; aristocrático; perfeccionado; de postín)
-
distinguido (muy estimado; respetable)
-
distinguido (muy elevado; destacado; digno; elevado; importante; llevado; levantado; noble; elegante; alzado; exaltado; majestuoso; sublime; aristocrático; de postín; muy superior)
hoogverheven-
hoogverheven bijvoeglijk naamwoord
-
-
distinguido (solemne; destacado; digno; noble; elegante; exaltado; majestuoso; ceremonioso; muy superior)
statig; plechtig; plechtstatig; zeer plechtig-
statig bijvoeglijk naamwoord
-
plechtig bijvoeglijk naamwoord
-
plechtstatig bijvoeglijk naamwoord
-
zeer plechtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
distinguido (majestuoso; digno; formal; solemne; llevado; elegante; sublime; de postín; muy elevado; destacado; elevado; importante; levantado; noble; alzado; exaltado; aristocrático; muy superior)
waardig; deftig; eerbiedwaardig; statig-
waardig bijvoeglijk naamwoord
-
deftig bijvoeglijk naamwoord
-
eerbiedwaardig bijvoeglijk naamwoord
-
statig bijvoeglijk naamwoord
-
-
distinguido (principesco; real; elegante; beato; destacado; importante; notable; excelente; soberano; espléndido; solemne; aristocrático; muy hermoso; de postín; de categoría)
aanzienlijk; royaal; vorstelijk-
aanzienlijk bijvoeglijk naamwoord
-
royaal bijvoeglijk naamwoord
-
vorstelijk bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor distinguido:
Synoniemen voor "distinguido":
Wiktionary: distinguido
distinguido
Cross Translation:
adjective
-
uit de hoge stand
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• distinguido | → bijzonder; vooraanstaand | ↔ outstanding — distinguished from others by its superiority |
• distinguido | → vermaard; beroemd; gerenommeerd | ↔ renowned — famous |
distinguir:
-
distinguir (mirar; ver; observar; abarcar con la vista; señalar; distinguirse; hojear; luquear; notar; percibir; percatarse de; darse cuenta de; contemplar; reemplazar; divisar; desempeñar; atisbar; vislumbrar; destacarse; substituir; diferenciarse; discernir; suplir; diferenciar; experimentar)
-
distinguir (desempeñar; percibir; cumplir; diferenciar; discernir; divisar; distinguirse; diferenciarse; condecorar)
onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden-
uit elkaar houden werkwoord (houd uit elkaar, houdt uit elkaar, hield uit elkaar, hielden uit elkaar, uit elkaar gehouden)
-
uiteenhouden werkwoord
-
distinguir (diferenciar; discernir)
-
distinguir (percibir; distinguirse; destacarse; mirar; discernir; percatarse de)
-
distinguir (notar; ver; observar; estar presente; percibir; contemplar)
-
distinguir (percibir; constatar; notar; darse cuenta de; advertir; señalar; observar; percatarse de)
-
distinguir (caracterizar; describir; tipificar)
karakteriseren; kenmerken; tekenen; typeren; kenschetsen-
karakteriseren werkwoord (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
-
-
distinguir (mirar; ver; percibir; vigilar; observar; percatarse de; contemplar; dar un vistazo a; notar)
-
distinguir (darse cuenta de; comprender; reconocer; entender; concebir; calar)
-
distinguir (distinguirse; determinar; diferenciar; destacarse; diferenciarse; condecorar)
onderscheiden; van elkaar onderscheiden-
van elkaar onderscheiden werkwoord (onderscheid van elkaar, onderscheidt van elkaar, onderscheidde van elkaar, onderscheidden van elkaar, van elkaar onderscheiden)
-
distinguir (determinar; diferenciar; discernir; destacarse; distinguirse; diferenciarse; condecorar)
-
distinguir (observar; ver; notar; mirar; estudiar; lorear; hojear; percibir; examinar; inspeccionar)
-
distinguir (diferenciar; diferenciarse)
differentiëren-
differentiëren werkwoord (differentieer, differentieert, differentieerde, differentieerden, gedifferentieerd)
-
Conjugations for distinguir:
presente
- distingo
- distingues
- distingue
- distinguimos
- distinguís
- distinguen
imperfecto
- distinguía
- distinguías
- distinguía
- distinguíamos
- distinguíais
- distinguían
indefinido
- distinguí
- distinguiste
- distinguió
- distinguimos
- distinguisteis
- distinguieron
fut. de ind.
- distinguiré
- distinguirás
- distinguirá
- distinguiremos
- distinguiréis
- distinguirán
condic.
- distinguiría
- distinguirías
- distinguiría
- distinguiríamos
- distinguiríais
- distinguirían
pres. de subj.
- que distinga
- que distingas
- que distinga
- que distingamos
- que distingáis
- que distingan
imp. de subj.
- que distinguiera
- que distinguieras
- que distinguiera
- que distinguiéramos
- que distinguierais
- que distinguieran
miscelánea
- ¡distingue!
- ¡distinguid!
- ¡no distingas!
- ¡no distingáis!
- distinguido
- distinguiendo
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor distinguir:
Synoniemen voor "distinguir":
Wiktionary: distinguir
distinguir
Cross Translation:
verb
-
onderscheiden, een verschil maken, een onderscheid maken
-
een verschil in aanmerking nemen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• distinguir | → onderscheiden | ↔ distinguish — to see someone or something as different from others |
• distinguir | → herkennen; onderkennen | ↔ erkennen — etwas oder jemand so deutlich wahrnehmen, dass man weiß, was oder wer es ist |
• distinguir | → onderscheiden; onderkennen | ↔ unterscheiden — (transitiv) oder mit zwischen: trennen, differenzieren, auseinanderhalten, einen Unterschied machen |
• distinguir | → merken; bemerken; opmerken; bespeuren; in de smiezen krijgen; in het oog krijgen; ontwaren | ↔ apercevoir — Remarquer une chose qui avait échappé d’abord. |
• distinguir | → identificeren; vereenzelvigen; onderkennen; onderscheiden; onderscheid maken tussen | ↔ identifier — didactique|fr comprendre deux choses sous une même idée. |
distinguirse:
-
distinguirse (mirar; ver; observar; distinguir; abarcar con la vista; señalar; hojear; luquear; notar; percibir; percatarse de; darse cuenta de; contemplar; reemplazar; divisar; desempeñar; atisbar; vislumbrar; destacarse; substituir; diferenciarse; discernir; suplir; diferenciar; experimentar)
-
distinguirse (sobresalir)
onderscheiden; overtreffen; excelleren; uitblinken; uitblinken boven; uitsteken; schitteren; uitmunten-
excelleren werkwoord
-
uitblinken boven werkwoord (blink uit boven, blinkt uit boven, blonk uit boven, blonken uit boven, uitgeblonken boven)
-
distinguirse (percibir; distinguir; destacarse; mirar; discernir; percatarse de)
-
distinguirse (determinar; distinguir; diferenciar; discernir; destacarse; diferenciarse; condecorar)
-
distinguirse (distinguir; desempeñar; percibir; cumplir; diferenciar; discernir; divisar; diferenciarse; condecorar)
onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden-
uit elkaar houden werkwoord (houd uit elkaar, houdt uit elkaar, hield uit elkaar, hielden uit elkaar, uit elkaar gehouden)
-
uiteenhouden werkwoord
-
distinguirse (distinguir; determinar; diferenciar; destacarse; diferenciarse; condecorar)
onderscheiden; van elkaar onderscheiden-
van elkaar onderscheiden werkwoord (onderscheid van elkaar, onderscheidt van elkaar, onderscheidde van elkaar, onderscheidden van elkaar, van elkaar onderscheiden)
Conjugations for distinguirse:
presente
- me distingo
- te distingues
- se distingue
- nos distinguimos
- os distinguís
- se distinguen
imperfecto
- me distinguía
- te distinguías
- se distinguía
- nos distinguíamos
- os distinguíais
- se distinguían
indefinido
- me distinguí
- te distinguiste
- se distinguió
- nos distinguimos
- os distinguisteis
- se distinguieron
fut. de ind.
- me distinguiré
- te distinguirás
- se distinguirá
- nos distinguiremos
- os distinguiréis
- se distinguirán
condic.
- me distinguiría
- te distinguirías
- se distinguiría
- nos distinguiríamos
- os distinguiríais
- se distinguirían
pres. de subj.
- que me distinga
- que te distingas
- que se distinga
- que nos distingamos
- que os distingáis
- que se distingan
imp. de subj.
- que me distinguiera
- que te distinguieras
- que se distinguiera
- que nos distinguiéramos
- que os distinguierais
- que se distinguieran
miscelánea
- ¡distinguete!
- ¡distinguios!
- ¡no te distingas!
- ¡no os distingáis!
- distinguido
- distinguiéndose
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor distinguirse:
Synoniemen voor "distinguirse":
Wiktionary: distinguirse
distinguirse
Cross Translation:
verb
-
zich onderscheiden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• distinguirse | → uitblinken | ↔ excel — intransitive: to be much better than others |
• distinguirse | → onderscheiden; schillen; verschillen | ↔ unterscheiden — (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand) |
Computer vertaling door derden: