Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- advertir:
-
Wiktionary:
- advertir → waarnemen, waarschuwen
- advertir → waarschuwen, manen, verwittigen, waarnen, merken, bemerken, opmerken, bespeuren, in de smiezen krijgen, in het oog krijgen, ontwaren
Spaans
Uitgebreide vertaling voor advertir (Spaans) in het Nederlands
advertir:
-
advertir (llamar la atención sobre; hacer referencia; dar informes; informar; informar acerca de)
-
advertir (dar informes; hablar; informar; hacer saber; parlar; comunicar)
-
advertir (hacer saber; decir; avisar; informar; poner en conocimiento; anunciar; informar acerca de; comunicar; poner algo en conocimiento; reportar; atemorizar; dar a conocer; reportear; alarmar; informar de; mencionar; dar informes; dar informes sobre)
informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; waarschuwen; van iets in kennis stellen; tippen; inlichten-
op de hoogte brengen werkwoord
-
van iets in kennis stellen werkwoord (stel van iets in kennis, stelt van iets in kennis, stelde van iets in kennis, stelden van iets in kennis, van iets in kennis gesteld)
-
advertir (percibir; constatar; notar; darse cuenta de; señalar; distinguir; observar; percatarse de)
-
advertir (percibir; darse cuenta de; observar; entrever)
-
advertir (cumplir; llamar la atención; cantar; descubrir; defender; darse cuenta de; constatar)
-
advertir (poner al tanto)
Conjugations for advertir:
presente
- advierto
- adviertes
- advierte
- advertimos
- advertís
- advierten
imperfecto
- advertía
- advertías
- advertía
- advertíamos
- advertíais
- advertían
indefinido
- advertí
- advertiste
- advertió
- advertimos
- advertisteis
- advertieron
fut. de ind.
- advertiré
- advertirás
- advertirá
- advertiremos
- advertiréis
- advertirán
condic.
- advertiría
- advertirías
- advertiría
- advertiríamos
- advertiríais
- advertirían
pres. de subj.
- que advierta
- que adviertas
- que advierta
- que advertamos
- que advertáis
- que adviertan
imp. de subj.
- que advertiera
- que advertieras
- que advertiera
- que advertiéramos
- que advertierais
- que advertieran
miscelánea
- ¡advierte!
- ¡advertid!
- ¡no adviertas!
- ¡no advertáis!
- advertido
- advertiendo
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor advertir:
Synoniemen voor "advertir":
Wiktionary: advertir
advertir
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• advertir | → waarschuwen; manen | ↔ caution — to warn |
• advertir | → waarschuwen; verwittigen; waarnen | ↔ warn — to make someone aware of impending danger |
• advertir | → merken; bemerken; opmerken; bespeuren; in de smiezen krijgen; in het oog krijgen; ontwaren | ↔ apercevoir — Remarquer une chose qui avait échappé d’abord. |
• advertir | → waarschuwen; verwittigen | ↔ avertir — informer quelqu’un de quelque chose. |