Coincidir: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

coincidir:
- overeenkomen; overeenstemmen met; overeenkomen met; kloppen met; stroken; stroken met; overeenstemmen; congruent zijn; kloppen; samenvallen; samenlopen; correct zijn
Wiktionary:
- coincidir → overeenstemmen
- coincidir → coïncideren, samenvallen, overlappen, overeenstemmen, stroken, congruent zijn, elkaar dekken

Spaans

Uitgebreide vertaling voor coincidir (Spaans) in het Nederlands

coincidir:

coincidir werkwoord

coincidir (coincidir con; concordar; concertar)
overeenkomen; overeenstemmen met; overeenkomen met; kloppen met; stroken; stroken met
- overeenkomen werkwoord (kom overeen, komt overeen, kwam overeen, kwamen overeen, overeen gekomen)
- overeenstemmen met werkwoord
- overeenkomen met werkwoord
- kloppen met werkwoord
- stroken werkwoord
- stroken met werkwoord
coincidir (corresponder)
overeenstemmen; congruent zijn; kloppen
- overeenstemmen werkwoord (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
- congruent zijn werkwoord (ben congruent, bent congruent, is congruent, was congruent, waren congruemt, congruent geweest)
- kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
coincidir
samenvallen; samenlopen
- samenvallen werkwoord (val samen, valt samen, samengevallen)
- samenlopen werkwoord (loop samen, loopt samen, liep samen, liepen samen, samengelopen)
coincidir (ajustar; venir bien; ser justo; cerrar; celebrar; cojear; cerrar con llave)
kloppen; correct zijn
- kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
- correct zijn werkwoord

Conjugations for coincidir:

presente

coincido
coincides
coincide
coincidimos
coincidís
coinciden

imperfecto

coincidía
coincidías
coincidía
coincidíamos
coincidíais
coincidían

indefinido

coincidí
coincidiste
coincidió
coincidimos
coincidisteis
coincidieron

fut. de ind.

coincidiré
coincidirás
coincidirá
coincidiremos
coincidiréis
coincidirán

condic.

coincidiría
coincidirías
coincidiría
coincidiríamos
coincidiríais
coincidirían

pres. de subj.

que coincida
que coincidas
que coincida
que coincidamos
que coincidáis
que coincidan

imp. de subj.

que coincidiera
que coincidieras
que coincidiera
que coincidiéramos
que coincidierais
que coincidieran

miscelánea

¡coincide!
¡coincidid!
¡no coincidas!
¡no coincidáis!
coincidido
coincidiendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor coincidir:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
congruent zijn		ser congruente
kloppen		latido; llamada; palpitación
overeenstemmen		concordar; corresponder
samenlopen		coincidencias; confluencias
samenvallen		coincidencia; simultaneidad
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
congruent zijn	coincidir; corresponder
correct zijn	ajustar; celebrar; cerrar; cerrar con llave; coincidir; cojear; ser justo; venir bien
kloppen	ajustar; celebrar; cerrar; cerrar con llave; coincidir; cojear; corresponder; ser justo; venir bien	coincidir con; concordar; convenir con; corresponder con; dar golpecitos en una puerta o ventana; dar golpes; golpear; palpitar; ser justo; temblar; vibrar
kloppen met	coincidir; coincidir con; concertar; concordar
overeenkomen	coincidir; coincidir con; concertar; concordar	acordar; asentir; concordar; concordar con; convenir; corresponder a; dar el visto bueno; estar de acuerdo; llegar a un acuerdo; pactar; parecer; ponerse de acuerdo; responder a; semejar
overeenkomen met	coincidir; coincidir con; concertar; concordar
overeenstemmen	coincidir; corresponder	acordar; asentir; coincidir con; concordar; concordar con; convenir; convenir con; corresponder; corresponder a; corresponder con; dar el visto bueno; estar de acuerdo; llegar a un acuerdo; pactar; parecer; ponerse de acuerdo; quedar bien; responder a; semejar; ser justo
overeenstemmen met	coincidir; coincidir con; concertar; concordar
samenlopen	coincidir
samenvallen	coincidir
stroken	coincidir; coincidir con; concertar; concordar	concordar con; convenir; corresponder a; pactar; parecer; responder a; semejar
stroken met	coincidir; coincidir con; concertar; concordar

Synoniemen voor "coincidir":

concomitar; asemejar; parecer; aproximar; concordar; comparar; equiparar; cotejar; asimilar

Wiktionary: coincidir

coincidir

verb

gelijkenis vertonen
- overeenstemmen → corresponder; coincidir; concertar; condecir

Cross Translation:

From	To	Via
• coincidir	→ coïncideren; samenvallen	↔ coincide — to occupy exactly the same space
• coincidir	→ samenvallen; coïncideren	↔ coincide — to occur at the same time
• coincidir	→ coïncideren; samenvallen	↔ coincide — to correspond
• coincidir	→ overlappen	↔ conflict — overlap with, as in a schedule
• coincidir	→ overeenstemmen	↔ match — to agree; to equal
• coincidir	→ stroken	↔ übereinstimmen — (intransitiv) sich inhaltlich gleichen oder ähneln
• coincidir	→ congruent zijn; elkaar dekken; samenvallen	↔ coïncider — géométrie\|fr S’ajuster l’un sur l’autre dans toutes les parties, parler de lignes, de surfaces.

Verwante vertalingen van coincidir

Remove Ads

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: coincidir

Uitgebreide vertaling voor coincidir (Spaans) in het Nederlands

coincidir:

coincidir werkwoord

coincidir (coincidir con; concordar; concertar)

coincidir (corresponder)

coincidir

coincidir (ajustar; venir bien; ser justo; cerrar; celebrar; cojear; cerrar con llave)

Conjugations for coincidir:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Vertaal Matrix voor coincidir:

Synoniemen voor "coincidir":

Wiktionary: coincidir

Verwante vertalingen van coincidir