Spaans

Uitgebreide vertaling voor adjunto (Spaans) in het Nederlands

adjunto:

adjunto bijvoeglijk naamwoord

  1. adjunto (adjunta)
    adjunct; loco-
  2. adjunto (incluido; envuelto; anexo; añadido)
    inliggend
  3. adjunto (incluso; incluido; envuelto; )
    eigen aan

adjunto [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el adjunto
    de adjunct
    • adjunct [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor adjunto:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjunct adjunto
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjunct adjunta; adjunto
eigen aan adjunto; copado; encerrado; encuadrado; envuelto; incluido; incluso; precintado; sellado
inliggend adjunto; anexo; añadido; envuelto; incluido
loco- adjunta; adjunto interino; suplente; sustituto

Verwante woorden van "adjunto":

  • adjuntos

Synoniemen voor "adjunto":


Wiktionary: adjunto

adjunto
noun
  1. ambtenaar of functionaris, aan een hogere toegevoegd om deze in zijn ambtsbezigheden bij te staan en bij afwezigheid te vervangen
verb
  1. voltooid deelwoord van bijvoegen

Cross Translation:
FromToVia
adjunto bepaling adjunct — appendage
adjunto adjudante; adjudant deputy — representative
adjunto assistent; famulus; helper; hulp; adjunct adjointpersonne qui est adjoindre à une autre pour certaines fonctions.

adjunto vorm van adjuntar:

adjuntar werkwoord

  1. adjuntar (sumar; añadir; incluir; agregar; enumerar)
    optellen; bijtellen; erbij tellen; bijrekenen
    • optellen werkwoord (tel op, telt op, telde op, telden op, opgeteld)
    • bijtellen werkwoord (tel bij, telt bij, telde bij, telden bij, bijgeteld)
    • erbij tellen werkwoord (tel erbij, telt erbij, telde erbij, telden erbij, erbij geteld)
    • bijrekenen werkwoord (reken bij, rekent bij, rekende bij, rekenden bij, bijgerekend)
  2. adjuntar (incluir; añadir; ampliar; )
    toevoegen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; bijdoen
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijsluiten werkwoord
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • erbij voegen werkwoord (voeg erbij, voegt erbij, voegde erbij, voegden erbij, erbij gevoegd)
    • bijdoen werkwoord (doe bij, doet bij, deed bij, deden bij, bijgedaan)
  3. adjuntar (abarcar; incluir; acompañar; )
    toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • insluiten werkwoord (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
    • bijsluiten werkwoord
  4. adjuntar (añadir a mezcla; agregar; acompañar; mezclar)
    bijmengen; aan mengsel toevoegen
  5. adjuntar
    toevoegen; bijvoegen
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)

Conjugations for adjuntar:

presente
  1. adjunto
  2. adjuntas
  3. adjunta
  4. adjuntamos
  5. adjuntáis
  6. adjuntan
imperfecto
  1. adjuntaba
  2. adjuntabas
  3. adjuntaba
  4. adjuntábamos
  5. adjuntabais
  6. adjuntaban
indefinido
  1. adjunté
  2. adjuntaste
  3. adjuntó
  4. adjuntamos
  5. adjuntasteis
  6. adjuntaron
fut. de ind.
  1. adjuntaré
  2. adjuntarás
  3. adjuntará
  4. adjuntaremos
  5. adjuntaréis
  6. adjuntarán
condic.
  1. adjuntaría
  2. adjuntarías
  3. adjuntaría
  4. adjuntaríamos
  5. adjuntaríais
  6. adjuntarían
pres. de subj.
  1. que adjunte
  2. que adjuntes
  3. que adjunte
  4. que adjuntemos
  5. que adjuntéis
  6. que adjunten
imp. de subj.
  1. que adjuntara
  2. que adjuntaras
  3. que adjuntara
  4. que adjuntáramos
  5. que adjuntarais
  6. que adjuntaran
miscelánea
  1. ¡adjunta!
  2. ¡adjuntad!
  3. ¡no adjuntes!
  4. ¡no adjuntéis!
  5. adjuntado
  6. adjuntando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor adjuntar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijvoegen añadir; incorporar
toevoegen añadir; incorporar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan mengsel toevoegen acompañar; adjuntar; agregar; añadir a mezcla; mezclar
bijdoen acceder; acompañar; adjuntar; agregar; alzar; ampliar; añadir; incluir
bijmengen acompañar; adjuntar; agregar; añadir a mezcla; mezclar
bijrekenen adjuntar; agregar; añadir; enumerar; incluir; sumar
bijsluiten abarcar; abrazar; acceder; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; alzar; ampliar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir
bijtellen adjuntar; agregar; añadir; enumerar; incluir; sumar
bijvoegen abarcar; abrazar; acceder; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; alzar; ampliar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir agregar; añadir
erbij tellen adjuntar; agregar; añadir; enumerar; incluir; sumar agregar; añadir; contar; contar también; incluir
erbij voegen acceder; acompañar; adjuntar; agregar; alzar; ampliar; añadir; incluir
insluiten abarcar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir acorralar; cercar; ceñir; encerrar; incluir; insertar; rodear
optellen adjuntar; agregar; añadir; enumerar; incluir; sumar sumar verticalmente
toevoegen abarcar; abrazar; acceder; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; alzar; ampliar; añadir; comprimir; contener; contornear; copar; cubrir; dominar; encapsular; encerrar; englobar; envolver; incluir; limitar; restringir agregar; anexar; apostar; añadir; completar; contar; contar también; incluir; insertar; sumar; suplir el déficit

Synoniemen voor "adjuntar":


Wiktionary: adjuntar

adjuntar
verb
  1. iets bijvoegen

Cross Translation:
FromToVia
adjuntar bijvoegen; toevoegen append — To add, as an accessory
adjuntar vastmaken attach — to fasten, to join to
adjuntar bijvoegen; bijgesloten; bijgaand beifügen — zu etwas dazulegen, mit etwas zusammen versenden
adjuntar bijgesloten; bijgaand; bijvoegen beilegen — zu etwas hinzufügen
adjuntar bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen adjoindre — À trier

Verwante vertalingen van adjunto