Preceder: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

preceder:
- leiden; aanvoeren; commanderen; bevel voeren over; leidinggeven; voorliggen; een voorsprong hebben; iemand voorgaan; vooruitgaan
Wiktionary:
- preceder → laten voorbijgaan, passen, vooraf gaan, voorafgaan, voorgaan, voorlopen, vooropgaan, voor zijn

Spaans

Uitgebreide vertaling voor preceder (Spaans) in het Nederlands

preceder:

preceder werkwoord

preceder (encabezar; guiar; llevar; dirigir; conducir; mandar; ordenar; liderar; presidir; estar en cabeza; dar orden de; gobernar; decretar; pilotar; ser primero; ir a la cabeza; ir delante)
leiden; aanvoeren; commanderen; bevel voeren over; leidinggeven
- leiden werkwoord (leid, leidt, leidde, leidden, geleid)
- aanvoeren werkwoord (voer aan, voert aan, voerde aan, voerden aan, aangevoerd)
- commanderen werkwoord (commandeer, commandeert, commandeerde, commandeerden, gecommandeerd)
- bevel voeren over werkwoord
- leidinggeven werkwoord (geef leiding, geeft leiding, gaf leiding, gaven leiding, leiding gegeven)
preceder (llevar una ventaja)
voorliggen; een voorsprong hebben
- voorliggen werkwoord
- een voorsprong hebben werkwoord
preceder (ir delande)
iemand voorgaan
- iemand voorgaan werkwoord
preceder (adelantar; progresar; avanzar)
vooruitgaan
- vooruitgaan werkwoord (ga vooruit, gaat vooruit, ging vooruit, gingen vooruit, vooruit gegaan)

Conjugations for preceder:

presente

precedo
precedes
precede
precedemos
precedéis
preceden

imperfecto

precedía
precedías
precedía
precedíamos
precedíais
precedían

indefinido

precedí
precediste
precedió
precedimos
precedisteis
precedieron

fut. de ind.

precederé
precederás
precederá
precederemos
precederéis
precederán

condic.

precedería
precederías
precedería
precederíamos
precederíais
precederían

pres. de subj.

que preceda
que precedas
que preceda
que precedamos
que precedáis
que precedan

imp. de subj.

que precediera
que precedieras
que precediera
que precediéramos
que precedierais
que precedieran

miscelánea

¡precede!
¡preceded!
¡no precedas!
¡no precedáis!
precedido
precediendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor preceder:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvoeren		dirección; mando
leidinggeven		dirigir
vooruitgaan		avanzar; progresar
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvoeren	conducir; dar orden de; decretar; dirigir; encabezar; estar en cabeza; gobernar; guiar; ir a la cabeza; ir delante; liderar; llevar; mandar; ordenar; pilotar; preceder; presidir; ser primero	abordar; dirigir; encabezar; estar en cabeza; gobernar; guiar; ir a la cabeza; ir delante; mandar; plantear; proponer; sugerir
bevel voeren over	conducir; dar orden de; decretar; dirigir; encabezar; estar en cabeza; gobernar; guiar; ir a la cabeza; ir delante; liderar; llevar; mandar; ordenar; pilotar; preceder; presidir; ser primero
commanderen	conducir; dar orden de; decretar; dirigir; encabezar; estar en cabeza; gobernar; guiar; ir a la cabeza; ir delante; liderar; llevar; mandar; ordenar; pilotar; preceder; presidir; ser primero	dar orden de; decretar; encargar; encomendar; mandar; obligar; ordenar
een voorsprong hebben	llevar una ventaja; preceder
iemand voorgaan	ir delande; preceder
leiden	conducir; dar orden de; decretar; dirigir; encabezar; estar en cabeza; gobernar; guiar; ir a la cabeza; ir delante; liderar; llevar; mandar; ordenar; pilotar; preceder; presidir; ser primero	acompañar; arrojar; barrer; conducir; convoyar; dirigir; echar; encabezar; escoltar; estar en cabeza; gobernar; guiar; ir a la cabeza; ir delante; mandar
leidinggeven	conducir; dar orden de; decretar; dirigir; encabezar; estar en cabeza; gobernar; guiar; ir a la cabeza; ir delante; liderar; llevar; mandar; ordenar; pilotar; preceder; presidir; ser primero
voorliggen	llevar una ventaja; preceder
vooruitgaan	adelantar; avanzar; preceder; progresar

Synoniemen voor "preceder":

adelantar; sobrepasar; rebasar; aventajar; destacarse; exceder; ir en cabeza
anteceder; anticiparse; superar

Wiktionary: preceder

Cross Translation:

From	To	Via
• preceder	→ laten voorbijgaan; passen	↔ forego — to precede
• preceder	→ vooraf gaan	↔ precede — go before, go in front of
• preceder	→ voorafgaan; voorgaan; voorlopen; vooropgaan; voor zijn	↔ précéder — aller devant ; marcher devant.

Computer vertaling door derden: