Propensión: vertaling Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

propensión:
- karakter; aard; geaardheid; inborst; vooroordeel; tendentie; gevoeligheid; vatbaarheid; zwakte
Wiktionary:
- propensión → aanleg, neiging

Spaans

Uitgebreide vertaling voor propensión (Spaans) in het Nederlands

la propensión (naturaleza; carácter; conocimiento; inteligencia)
het karakter; de aard; de geaardheid; de inborst
- karakter [het ~] zelfstandig naamwoord
- aard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- geaardheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- inborst [de ~] zelfstandig naamwoord
la propensión (prejuicio; prevención; predisposición)
het vooroordeel
- vooroordeel [het ~] zelfstandig naamwoord
la propensión (tendencia; disposición; rasgo; naturaleza; inclinación; proclividad)
de tendentie
- tendentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la propensión (predisposición; sensibilidad; vulnerabilidad)
de gevoeligheid; de vatbaarheid; de zwakte
- gevoeligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vatbaarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zwakte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aard	carácter; conocimiento; inteligencia; naturaleza; propensión	alma; busto; calidad; carácter; categoría; clase; constitución; especie; género; naturaleza; suerte; temperamento; ánimo; índole
geaardheid	carácter; conocimiento; inteligencia; naturaleza; propensión	alma; busto; calidad; carácter; constitución; naturaleza; temperamento; ánimo; índole
gevoeligheid	predisposición; propensión; sensibilidad; vulnerabilidad	afición; amor; apasionamiento; cariño; consideración; debilidad; delicadeza; dulzura; sensibilidad; sensitividad; suavidad; susceptibilidad; ternura; vulnerabilidad
inborst	carácter; conocimiento; inteligencia; naturaleza; propensión	alma; busto; calidad; carácter; constitución; estado de ánimo; naturaleza; temperamento; ánimo; índole
karakter	carácter; conocimiento; inteligencia; naturaleza; propensión	alma; busto; calidad; carácter; constitución; naturaleza; personalidad; temperamento; ánimo; índole
tendentie	disposición; inclinación; naturaleza; proclividad; propensión; rasgo; tendencia
vatbaarheid	predisposición; propensión; sensibilidad; vulnerabilidad
vooroordeel	predisposición; prejuicio; prevención; propensión
zwakte	predisposición; propensión; sensibilidad; vulnerabilidad	debilidad; estupidez; fatiga; flojedad; flojera; fragilidad; inactividad; punto débil; punto flaco

Cross Translation:

From	To	Via
• propensión	→ aanleg; neiging	↔ proclivity — A predisposition or natural inclination, propensity, or a predilection