Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- solo:
- sólo:
- soléo:
- Wiktionary:
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
Spaans
Uitgebreide vertaling voor solo (Spaans) in het Nederlands
solo:
-
solo (completamente solo)
-
solo (único; singular; sólo; únicamente)
-
solo (separado; individual)
-
solo (a granel; separado; aparte; soltero; desmarcado; independiente; por separado; partido; diferente; individual; mono; singular; repartido; distribuído; disipado; desunido; sin parecido)
gescheiden; apart; afzonderlijk; alleenstaand; separaat; op zich; op zichzelf staand; losstaand; vrijstaand-
gescheiden bijvoeglijk naamwoord
-
apart bijvoeglijk naamwoord
-
afzonderlijk bijvoeglijk naamwoord
-
alleenstaand bijvoeglijk naamwoord
-
separaat bijvoeglijk naamwoord
-
op zich bijvoeglijk naamwoord
-
op zichzelf staand bijvoeglijk naamwoord
-
losstaand bijvoeglijk naamwoord
-
vrijstaand bijvoeglijk naamwoord
-
-
solo (independiente; soltero)
onafhankelijk-
onafhankelijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
solo (independiente; soltero)
op zichzelf-
op zichzelf bijvoeglijk naamwoord
-
-
solo (solitario; solamente; sólo; aislado; desierto; separado; abandonado)
vereenzaamd-
vereenzaamd bijvoeglijk naamwoord
-
-
el solo
-
el solo
de solopartij -
el solo
-
el solo (parte del solo)
-
el solo (parte del solo)
Vertaal Matrix voor solo:
Verwante woorden van "solo":
Synoniemen voor "solo":
Wiktionary: solo
solo
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• solo | → alleen | ↔ alone — by oneself |
• solo | → alleen | ↔ lone — having no companion |
• solo | → pas; net | ↔ only — as recently as |
• solo | → enig | ↔ sole — only |
• solo | → solo | ↔ solo — piece of music for one |
• solo | → alleen | ↔ solo — without a companion or instructor |
• solo | → solo | ↔ solo — of a musical solo |
• solo | → alleen; enig; louter; verlaten | ↔ seul — Qui est sans compagnie ; qui n’est point avec d’autres. |
sólo:
-
sólo (solamente; no más que; únicamente)
alleen maar; enkel; slechts-
alleen maar bijvoeglijk naamwoord
-
enkel bijvoeglijk naamwoord
-
slechts bijwoord
-
-
sólo (desolado; desierto; solitario; abandonado; solamente; dejado; separado; aparte; independiente; en si mismo; disipado; aislado)
eenzaam; desolaat; afgezonderd; verlaten-
eenzaam bijvoeglijk naamwoord
-
desolaat bijvoeglijk naamwoord
-
afgezonderd bijvoeglijk naamwoord
-
verlaten bijvoeglijk naamwoord
-
-
sólo (puramente; puro; mero; únicamente; exclusivamente)
-
sólo (sólamente)
-
sólo (único; solo; singular; únicamente)
-
sólo (solamente; de ida; únicamente)
-
sólo (solitario; solo; solamente; aislado; desierto; separado; abandonado)
vereenzaamd-
vereenzaamd bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor sólo:
Synoniemen voor "sólo":
Wiktionary: sólo
sólo
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sólo | → net; enkel; slechts; gewoon | ↔ just — only, simply, merely |
• sólo | → alleen; louter | ↔ merely — only, just, and nothing more |
• sólo | → exclusief | ↔ ausschließlich — ohne Ausnahme, nur |
• sólo | → alleen; enkel; maar; pas; slechts; uitsluitend | ↔ seulement — Uniquement, rien que… (sens général) |
soléo:
-
el soléo (músculo sural; músculo de la pantorilla)
Vertaal Matrix voor soléo:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kuitspier | músculo de la pantorilla; músculo sural; soléo |
Verwante vertalingen van solo
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor solo (Nederlands) in het Spaans
solo:
-
de solo (alleenzang)
Vertaal Matrix voor solo:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
solo | alleenzang; solo | solodeel; solopartij; solospel; solozang |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
solo | afzonderlijk; alleenstaand; apart; een; eentje; enkel; enkelvoudig; gescheiden; losstaand; onafhankelijk; op zich; op zichzelf; op zichzelf staand; separaat; single; vereenzaamd; vrijstaand |