Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- reinar:
-
Wiktionary:
- reinar → regeeren, tronen, zetelen, regeren, koning zijn, besturen, de scepter zwaaien, heersen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor reinar (Spaans) in het Nederlands
reinar:
-
reinar (ejercer el poder; imperar; dominar; prevalecer; predominar)
overheersen; regeren; heersen; gezaghebben; macht uitoefenen-
gezaghebben werkwoord
-
macht uitoefenen werkwoord (oefen macht uit, oefent macht uit, oefende macht uit, oefenden macht uit, macht uitgeoefend)
-
reinar (prevalecer; imperar; dominar; mandar)
heersen; de overhand hebben-
de overhand hebben werkwoord (heb de overhand, hebt de overhand, heeft de overhand, had de overhand, hadden de overhand, de overhand gehad)
-
reinar (dominar; subyugar; mandar; imperar)
overheersen; beheersen; machtiger zijn; onderwerpen; heersen over-
machtiger zijn werkwoord
-
heersen over werkwoord
-
reinar (mandar; dominar)
Conjugations for reinar:
presente
- reino
- reinas
- reina
- reinamos
- reináis
- reinan
imperfecto
- reinaba
- reinabas
- reinaba
- reinábamos
- reinabais
- reinaban
indefinido
- reiné
- reinaste
- reinó
- reinamos
- reinasteis
- reinaron
fut. de ind.
- reinaré
- reinarás
- reinará
- reinaremos
- reinaréis
- reinarán
condic.
- reinaría
- reinarías
- reinaría
- reinaríamos
- reinaríais
- reinarían
pres. de subj.
- que reine
- que reines
- que reine
- que reinemos
- que reinéis
- que reinen
imp. de subj.
- que reinara
- que reinaras
- que reinara
- que reináramos
- que reinarais
- que reinaran
miscelánea
- ¡reina!
- ¡reinad!
- ¡no reines!
- ¡no reinéis!
- reinado
- reinando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor reinar:
Wiktionary: reinar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reinar | → regeeren | ↔ regieren — Politik: die Herrschaft ausüben, die Macht haben |
• reinar | → tronen; zetelen | ↔ thronen — (intransitiv) auf einem Thron sitzen, als Monarch regieren |
• reinar | → regeren | ↔ reign — exercise sovereign power |
• reinar | → koning zijn; regeren; besturen; de scepter zwaaien; heersen | ↔ régner — exercer le pouvoir souverain dans un état monarchique ; il se dit des princes souverains, même quand ils ne portent pas le titre de roi. |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor reinar (Nederlands) in het Spaans
reinar: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- rei: danza en corro
- nar: bobo; idiota; brocha; dandi; chiflado; pincel; borla; fantasmón; fantasmones; hombre fatuo; bufón