Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. andar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor andar (Spaans) in het Nederlands

andar:

andar werkwoord

  1. andar (mover adelante; ir; mover; correr)
    gaan; lopen; zich voortbewegen; stappen
    • gaan werkwoord (ga, gaat, ging, gingen, gegaan)
    • lopen werkwoord (loop, loopt, liep, liepen, gelopen)
    • zich voortbewegen werkwoord
    • stappen werkwoord (stap, stapt, stapte, stapten, gestapt)
  2. andar (dar pasos; salir; estar de juerga; ir al paso)
    uitgaan; stappen; de hort op gaan
    • uitgaan werkwoord (ga uit, gaat uit, ging uit, gingen uit, uitgegaan)
    • stappen werkwoord (stap, stapt, stapte, stapten, gestapt)
    • de hort op gaan werkwoord

Conjugations for andar:

presente
  1. ando
  2. andas
  3. anda
  4. andamos
  5. andáis
  6. andan
imperfecto
  1. andaba
  2. andabas
  3. andaba
  4. andábamos
  5. andabais
  6. andaban
indefinido
  1. anduve
  2. anduviste
  3. anduvo
  4. anduvimos
  5. anduvisteis
  6. anduvieron
fut. de ind.
  1. andaré
  2. andarás
  3. andará
  4. andaremos
  5. andaréis
  6. andarán
condic.
  1. andaría
  2. andarías
  3. andaría
  4. andaríamos
  5. andaríais
  6. andarían
pres. de subj.
  1. que ande
  2. que andes
  3. que ande
  4. que andemos
  5. que andéis
  6. que anden
imp. de subj.
  1. que anduviera
  2. que anduvieras
  3. que anduviera
  4. que anduvieramos
  5. que anduvierais
  6. que anduvieran
miscelánea
  1. ¡anda!
  2. ¡andad!
  3. ¡no andes!
  4. ¡no andéis!
  5. andado
  6. andando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

andar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el andar (caminar; marchar)
    het lopen; het geloop
    • lopen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geloop [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor andar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geloop andar; caminar; marchar
lopen andar; caminar; marchar
stappen pasos
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
de hort op gaan andar; dar pasos; estar de juerga; ir al paso; salir
gaan andar; correr; ir; mover; mover adelante dirigirse; ir; irse; largarse; marcharse; partir; salir
lopen andar; correr; ir; mover; mover adelante callejear; calumniar; caminar; correr; deambular; fluir; ir a pie; pasear; pasear lentamente; pasearse; verter
stappen andar; correr; dar pasos; estar de juerga; ir; ir al paso; mover; mover adelante; salir
uitgaan andar; dar pasos; estar de juerga; ir al paso; salir
zich voortbewegen andar; correr; ir; mover; mover adelante

Verwante woorden van "andar":

  • andares

Synoniemen voor "andar":


Wiktionary: andar

andar
verb
  1. zich in een bepaalde richting bewegen
  2. stappen, gaan

Cross Translation:
FromToVia
andar lopen gehen — sich schreitend, schrittweise fortbewegen
andar lopen gehen — funktionieren / funktionsfähig sein
andar lopen laufenvon Menschen: (zu Fuß) gehen
andar wandelen; stappen; lopen walk — move on the feet
andar loopje walk — manner of walking

Verwante vertalingen van andar