Spaans

Uitgebreide vertaling voor identificar (Spaans) in het Nederlands

identificar:

identificar werkwoord

  1. identificar
    identificeren; identiteit vaststellen
  2. identificar
    vereenzelvigen
    • vereenzelvigen werkwoord (vereenzelvig, vereenzelvigt, vereenzelvigde, vereenzelvigden, vereenzelvigd)
  3. identificar (reconocer)
    identificeren; vereenzelvigen
    • identificeren werkwoord (identificeer, identificeert, identificeerde, identificeerden, geïdentificeerd)
    • vereenzelvigen werkwoord (vereenzelvig, vereenzelvigt, vereenzelvigde, vereenzelvigden, vereenzelvigd)
  4. identificar (determinar; comprobar; fijar; )
    vaststellen; determineren; bepalen
    • vaststellen werkwoord (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)
    • determineren werkwoord (determineer, determineert, determineerde, determineerden, gedetermineerd)
    • bepalen werkwoord (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)

Conjugations for identificar:

presente
  1. identifico
  2. identificas
  3. identifica
  4. identificamos
  5. identificáis
  6. identifican
imperfecto
  1. identificaba
  2. identificabas
  3. identificaba
  4. identificábamos
  5. identificabais
  6. identificaban
indefinido
  1. identifiqué
  2. identificaste
  3. identificó
  4. identificamos
  5. identificasteis
  6. identificaron
fut. de ind.
  1. identificaré
  2. identificarás
  3. identificará
  4. identificaremos
  5. identificaréis
  6. identificarán
condic.
  1. identificaría
  2. identificarías
  3. identificaría
  4. identificaríamos
  5. identificaríais
  6. identificarían
pres. de subj.
  1. que identifique
  2. que identifiques
  3. que identifique
  4. que identifiquemos
  5. que identifiquéis
  6. que identifiquen
imp. de subj.
  1. que identificara
  2. que identificaras
  3. que identificara
  4. que identificáramos
  5. que identificarais
  6. que identificaran
miscelánea
  1. ¡identifica!
  2. ¡identificad!
  3. ¡no identifiques!
  4. ¡no identifiquéis!
  5. identificado
  6. identificando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor identificar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bepalen declaración; determinación; imposición
vaststellen determinación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bepalen comprobar; constatar; definir; determinar; establecer; estipular; fijar; identificar calcular; comprobar; definir; describir; detallar; especificar; estimar; tasar; valorar
determineren comprobar; constatar; definir; determinar; establecer; estipular; fijar; identificar
identificeren identificar; reconocer
identiteit vaststellen identificar
vaststellen comprobar; constatar; definir; determinar; establecer; estipular; fijar; identificar comprobar; constatar
vereenzelvigen identificar; reconocer

Wiktionary: identificar


Cross Translation:
FromToVia
identificar identificeren identify — to establish the identity of someone or something
identificar identificeren; vereenzelvigen; onderkennen; onderscheiden; onderscheid maken tussen identifier — didactique|fr comprendre deux choses sous une même idée.
identificar beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; leggen; plaatsen; situeren; stationeren; identificeren; vereenzelvigen situerplacer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc.