Exprimir: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

exprimir:
- persen; leegknijpen; uitpersen; uitdrukken; uitknijpen; inpersen; verbrijzelen; verpletteren; platdrukken; vermorzelen; fijnmaken; vergruizen
Wiktionary:
- exprimir → klemmen, knijpen, persen, drukken, uitwringen, afpersen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor exprimir (Spaans) in het Nederlands

exprimir:

exprimir werkwoord

exprimir (estrujar; explotar)
persen; leegknijpen; uitpersen
- persen werkwoord (pers, perst, perste, persten, geperst)
- leegknijpen werkwoord
- uitpersen werkwoord (pers uit, perst uit, perste uit, persten uit, uitgeperst)
exprimir
uitdrukken; uitknijpen; leegknijpen
- uitdrukken werkwoord (druk uit, drukt uit, drukte uit, drukten uit, uitgedrukt)
- uitknijpen werkwoord (knijp uit, knijpt uit, kneep uit, knepen uit, uitgeknepen)
- leegknijpen werkwoord
exprimir (comprimir)
inpersen
- inpersen werkwoord (pers in, perst in, perste in, persten in, ingeperst)
exprimir (triturar; estropear; destruir; machacar; estrujar; romper; aplastar; destrozar; aplastarse; pulverizar; anonadar; hacer polvo; hacer pedazos)
verbrijzelen; verpletteren; platdrukken; vermorzelen; fijnmaken; vergruizen
- verbrijzelen werkwoord (verbrijzel, verbrijzelt, verbrijzelde, verbrijzelden, verbrijzeld)
- verpletteren werkwoord (verpletter, verplettert, verpletterde, verpletterden, verpletterd)
- platdrukken werkwoord (druk plat, drukt plat, drukte plat, drukten plat, plat gedrukt)
- vermorzelen werkwoord (vermorzel, vermorzelt, vermorzelde, vermorzelden, vermorzeld)
- fijnmaken werkwoord
- vergruizen werkwoord (vergruis, vergruist, vergruisde, vergruisden, vergruisd)

Conjugations for exprimir:

presente

exprimo
exprimes
exprime
exprimimos
exprimís
exprimen

imperfecto

exprimía
exprimías
exprimía
exprimíamos
exprimíais
exprimían

indefinido

exprimí
exprimiste
exprimió
exprimimos
exprimisteis
exprimieron

fut. de ind.

exprimiré
exprimirás
exprimirá
exprimiremos
exprimiréis
exprimirán

condic.

exprimiría
exprimirías
exprimiría
exprimiríamos
exprimiríais
exprimirían

pres. de subj.

que exprima
que exprimas
que exprima
que exprimamos
que exprimáis
que expriman

imp. de subj.

que exprimiera
que exprimieras
que exprimiera
que exprimiéramos
que exprimierais
que exprimieran

miscelánea

¡exprime!
¡exprimid!
¡no exprimas!
¡no exprimáis!
exprimido
exprimiendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor exprimir:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fijnmaken	anonadar; aplastar; aplastarse; destrozar; destruir; estropear; estrujar; exprimir; hacer pedazos; hacer polvo; machacar; pulverizar; romper; triturar
inpersen	comprimir; exprimir
leegknijpen	estrujar; explotar; exprimir
persen	estrujar; explotar; exprimir	apretar; oprimir; pesar sobre; prensar; presionar
platdrukken	anonadar; aplastar; aplastarse; destrozar; destruir; estropear; estrujar; exprimir; hacer pedazos; hacer polvo; machacar; pulverizar; romper; triturar	aplanar
uitdrukken	exprimir	apagar; caracterizar; decir; desembrollar; desenmarañar; desentrañar; deshilarse; dictar; escoger; expresar; hablar; parlar; pronunciarse
uitknijpen	exprimir	pillar; saquear; vaciar
uitpersen	estrujar; explotar; exprimir	pillar; saquear; vaciar
verbrijzelen	anonadar; aplastar; aplastarse; destrozar; destruir; estropear; estrujar; exprimir; hacer pedazos; hacer polvo; machacar; pulverizar; romper; triturar	disociar; hacer pedazos; interrumpir; quebrar; romper; separar
vergruizen	anonadar; aplastar; aplastarse; destrozar; destruir; estropear; estrujar; exprimir; hacer pedazos; hacer polvo; machacar; pulverizar; romper; triturar
vermorzelen	anonadar; aplastar; aplastarse; destrozar; destruir; estropear; estrujar; exprimir; hacer pedazos; hacer polvo; machacar; pulverizar; romper; triturar
verpletteren	anonadar; aplastar; aplastarse; destrozar; destruir; estropear; estrujar; exprimir; hacer pedazos; hacer polvo; machacar; pulverizar; romper; triturar

Synoniemen voor "exprimir":

aprovechar; usar; utilizar; emplear; explotar; disfrutar; servirse; beneficiarse; rendir
macerar; estrujar; sumergir; calar; diluir; sumir; maltratar; afligir; mortificar; humillar; ablandar
sangrar; aprovecharse; abusar; gorronear

Wiktionary: exprimir

Cross Translation:

From	To	Via
• exprimir	→ klemmen; knijpen; persen; drukken	↔ squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once
• exprimir	→ uitwringen	↔ wring — to squeeze or twist tightly so that liquid is forced out
• exprimir	→ afpersen	↔ wring — to obtain by force

Computer vertaling door derden: