Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ella:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor ella (Spaans) in het Nederlands

ella:

ella

  1. ella (sus; se; ellos; )

ella bijvoeglijk naamwoord

  1. ella (ellos; sus; su; )
    hun; hen
    • hun bijvoeglijk naamwoord
    • hen bijvoeglijk naamwoord

ella

  1. ella
    zij; ze
    – derde persoon enkelvoud vrouwelijk, of meervoud, subject 1
    • zij
      • gaan Jan en Josien ook mee? Zij wel, maar hij niet1
    • ze
      • waar is Jopie? Ze zit in de tuin1

Vertaal Matrix voor ella:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hen gallina
zij borde; costado; lado; margen; orilla
PronounVerwante vertalingenAndere vertalingen
ze ella
zij ella
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
men a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus
ze ellas; ellos
zij ellas; ellos
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hen a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus
hun a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus

Wiktionary: ella

ella
pronoun
  1. 3e persoon enkelvoud vrouwelijk

Cross Translation:
FromToVia
ella haar her — she
ella hij; het it — subject — inanimate thing
ella zij she — person
ella zij elle — Pronom de la troisième personne du singulier féminin sujet

Verwante vertalingen van ella