Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
elemento:
- roede; piemel; penis; lul; pik; lid; factor; element; basiselement; basismateriaal; lidmaat; item; Outlook-item
- element
-
Wiktionary:
- elemento → bestanddeel, element
- elemento → element, gegeven, beginsel, bestanddeel
Spaans
Uitgebreide vertaling voor elemento (Spaans) in het Nederlands
elemento:
-
el elemento (pene; gilipollas; polla; picha; nudillo; gilipuertas; articulación; picadura; tío; párrafo; varilla; falange; miembro; biela; socio; término; vástago; afiliado)
-
el elemento (factor)
-
el elemento (elemento básico; material básico; materia prima; componente principal)
-
el elemento (afiliado; miembro; miembro de una iglesia protestante; socio; nudillo; término; párrafo; articulación; falange)
-
el elemento (elemento de Outlook)
-
el elemento
Vertaal Matrix voor elemento:
Verwante woorden van "elemento":
Synoniemen voor "elemento":
Wiktionary: elemento
elemento
Cross Translation:
noun
-
een deel dat iets samenstelt
-
scheikunde|nld de naam voor een stof die via de scheikunde niet meer in verschillende substanties te splitsen is, zo'n stof bestaat louter uit één type van atomen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• elemento | → element | ↔ element — chemistry: simplest chemical substance |
• elemento | → element | ↔ element — place or state of being that an individual or object is better suited towards |
• elemento | → gegeven; element | ↔ element — law: component of a cause of action |
• elemento | → element | ↔ element — set theory: object in a set |
• elemento | → element | ↔ entry — term in a matrix |
• elemento | → beginsel; bestanddeel; element | ↔ élément — partie unitaire d’un ensemble. |
Computer vertaling door derden: