Spaans

Uitgebreide vertaling voor casar (Spaans) in het Nederlands

casar:

casar werkwoord

  1. casar (casarse; contraer matrimonio; comprometerse)
    trouwen; in het huwelijk treden; zich in de echt verbinden; huwen
    • trouwen werkwoord (trouw, trouwt, trouwde, trouwden, getrouwd)
    • in het huwelijk treden werkwoord (treed in het huwelijk, treedt in het huwelijk, trad in het huwelijk, traden in het huwelijk, in het huwelijk getreden)
    • huwen werkwoord (huw, huwt, huwde, huwden, gehuwd)
  2. casar (comprometerse; casarse; contraer matrimonio)

Conjugations for casar:

presente
  1. caso
  2. casas
  3. casa
  4. casamos
  5. casáis
  6. casan
imperfecto
  1. casaba
  2. casabas
  3. casaba
  4. casábamos
  5. casabais
  6. casaban
indefinido
  1. casé
  2. casaste
  3. casó
  4. casamos
  5. casasteis
  6. casaron
fut. de ind.
  1. casaré
  2. casarás
  3. casará
  4. casaremos
  5. casaréis
  6. casarán
condic.
  1. casaría
  2. casarías
  3. casaría
  4. casaríamos
  5. casaríais
  6. casarían
pres. de subj.
  1. que case
  2. que cases
  3. que case
  4. que casemos
  5. que caséis
  6. que casen
imp. de subj.
  1. que casara
  2. que casaras
  3. que casara
  4. que casáramos
  5. que casarais
  6. que casaran
miscelánea
  1. ¡casa!
  2. ¡casad!
  3. ¡no cases!
  4. ¡no caséis!
  5. casado
  6. casando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor casar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
huwen casar; casarse; comprometerse; contraer matrimonio
in het huwelijk treden casar; casarse; comprometerse; contraer matrimonio
trouwen casar; casarse; comprometerse; contraer matrimonio
zich in de echt verbinden casar; casarse; comprometerse; contraer matrimonio
zich verbinden casar; casarse; comprometerse; contraer matrimonio

Synoniemen voor "casar":


Wiktionary: casar

casar
verb
  1. het aangaan van een officiële verplichting tussen twee personen om voor elkaar te zorgen

Cross Translation:
FromToVia
casar trouwen marry — to take a husband or wife
casar trouwen; huwen; in de echt verbinden marry — to unite in wedlock
casar vernietigen; annuleren nullify — to make legally invalid
casar trouwen; in het huwelijk treden; in de echt verbinden; uithuwelijken marier — Unir un homme et une femme (sens général)

Verwante vertalingen van casar