Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: abrevar

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: abrevar

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

abrevar:
- drenken; doortrekken met vloeistof
Wiktionary:
- abrevar → drenken
- abrevar → drenken, bedelven, overstelpen, verpletteren, bevochtigen, vochtig maken, bevloeien, irrigeren, gieten, begieten, sproeien, besproeien, wateren, water geven

Spaans

Uitgebreide vertaling voor abrevar (Spaans) in het Nederlands

abrevar:

abrevar werkwoord

abrevar (calar; impregnar; dar algo de beber; dejar a beber)
drenken; doortrekken met vloeistof
- drenken werkwoord (drenk, drenkt, drenkte, drenkten, gedrenkt)
- doortrekken met vloeistof werkwoord

Conjugations for abrevar:

presente

abrevo
abrevas
abreva
abrevamos
abreváis
abrevan

imperfecto

abrevaba
abrevabas
abrevaba
abrevábamos
abrevabais
abrevaban

indefinido

abrevé
abrevaste
abrevó
abrevamos
abrevasteis
abrevaron

fut. de ind.

abrevaré
abrevarás
abrevará
abrevaremos
abrevaréis
abrevarán

condic.

abrevaría
abrevarías
abrevaría
abrevaríamos
abrevaríais
abrevarían

pres. de subj.

que abreve
que abreves
que abreve
que abrevemos
que abrevéis
que abreven

imp. de subj.

que abrevara
que abrevaras
que abrevara
que abreváramos
que abrevarais
que abrevaran

miscelánea

¡abreva!
¡abrevad!
¡no abreves!
¡no abrevéis!
abrevado
abrevando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor abrevar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
doortrekken met vloeistof	abrevar; calar; dar algo de beber; dejar a beber; impregnar
drenken	abrevar; calar; dar algo de beber; dejar a beber; impregnar	dar algo de beber; dejar a beber

Synoniemen voor "abrevar":

beber
regar; remojar; saciar; refrescar; trasegar

Wiktionary: abrevar

abrevar

verb

drinken geven aan
- drenken → abrevar; abrevarse

Cross Translation:

From	To	Via
• abrevar	→ drenken; bedelven; overstelpen; verpletteren; bevochtigen; vochtig maken; bevloeien; irrigeren; gieten; begieten; sproeien; besproeien; wateren; water geven	↔ abreuver — faire boire (un animal, particulièrement un cheval).
• abrevar	→ bevloeien; gieten; begieten; sproeien; besproeien; wateren; water geven	↔ arroser — humecter, mouiller quelque chose en versant de l’eau dessus, ou quelque autre liquide.