Suficiencia: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

suficiencia:
- tevredenheid; genoegzaamheid; eigendunk; eigenwaan; pretentie; egotisme; ijdelheid; zelfingenomenheid; zelfgenoegzaamheid; arrogantie; hoogmoed
Wiktionary:
- suficiencia → zelfgenoegzaamheid, competentie

Spaans

Uitgebreide vertaling voor suficiencia (Spaans) in het Nederlands

suficiencia:

suficiencia [la ~] zelfstandig naamwoord

la suficiencia (satisfacción)
de tevredenheid; de genoegzaamheid
- tevredenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- genoegzaamheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la suficiencia (presunción; vanidad; engreimiento; rimbombancia; aire de importancia)
de eigendunk; de eigenwaan
- eigendunk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- eigenwaan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la suficiencia (pretensión; vanidad; insolencia; arrogancia; engreimiento; altanería)
de pretentie
- pretentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la suficiencia (autosuficiencia; altanería; engreimiento; arrogancia; altivez; insolencia; fatuidad; presuntuosidad; autosatisfacción)
de eigendunk; het egotisme; de ijdelheid; de zelfingenomenheid; de zelfgenoegzaamheid; de arrogantie; de eigenwaan; de hoogmoed
- eigendunk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- egotisme [het ~] zelfstandig naamwoord
- ijdelheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zelfingenomenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zelfgenoegzaamheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- arrogantie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- eigenwaan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- hoogmoed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor suficiencia:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
arrogantie	altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presuntuosidad; suficiencia	arrogancia; engreimiento; exaltación propia; fatuidad; insolencia; pedantería; presuntuosidad; pretensión; vanidad
egotisme	altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presuntuosidad; suficiencia
eigendunk	aire de importancia; altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presunción; presuntuosidad; rimbombancia; suficiencia; vanidad
eigenwaan	aire de importancia; altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presunción; presuntuosidad; rimbombancia; suficiencia; vanidad
genoegzaamheid	satisfacción; suficiencia
hoogmoed	altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presuntuosidad; suficiencia
ijdelheid	altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presuntuosidad; suficiencia	frivolidad; pijería; presunción; soberbia; vanidad
pretentie	altanería; arrogancia; engreimiento; insolencia; pretensión; suficiencia; vanidad
tevredenheid	satisfacción; suficiencia	aprobación; bienestar; consentimiento; gusto; placer; satisfacción
zelfgenoegzaamheid	altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presuntuosidad; suficiencia
zelfingenomenheid	altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presuntuosidad; suficiencia

Verwante woorden van "suficiencia":

suficiencias

Wiktionary: suficiencia

Cross Translation:

From	To	Via
• suficiencia	→ zelfgenoegzaamheid	↔ complacency — feeling
• suficiencia	→ competentie	↔ proficiency — ability or skill

Remove Ads

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: suficiencia

Uitgebreide vertaling voor suficiencia (Spaans) in het Nederlands

suficiencia:

suficiencia [la ~] zelfstandig naamwoord

la suficiencia (satisfacción)

la suficiencia (presunción; vanidad; engreimiento; rimbombancia; aire de importancia)

la suficiencia (pretensión; vanidad; insolencia; arrogancia; engreimiento; altanería)

la suficiencia (autosuficiencia; altanería; engreimiento; arrogancia; altivez; insolencia; fatuidad; presuntuosidad; autosatisfacción)

Vertaal Matrix voor suficiencia:

Verwante woorden van "suficiencia":

Wiktionary: suficiencia