Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
morir:
- overlijden; sterven; vallen; doodgaan; bezwijken; omkomen; sneuvelen; heengaan; wegvallen; inslapen; kapotgaan; ontslapen; verscheiden; breken; kapot gaan; stuk gaan; besterven; besterven van angst; ondergaan; ten ondergaan; te gronde gaan; in de oorlog omkomen; het onderspit delven; tenondergaan; afleggen; uitsterven; ophouden te bestaan
-
Wiktionary:
- morir → overlijden, sterven
- morir → heengaan, doodgaan, overlijden, sterven, ontslapen, verscheiden
Spaans
Uitgebreide vertaling voor morir (Spaans) in het Nederlands
morir:
-
morir (caer; morirse; perecer; fallecer; desaparecer)
-
morir (perecer; fallecer; pasar; extinguirse)
-
morir (dormirse; morirse; fallecer; abandonar; adormecerse; adormilarse; dormitarse)
-
morir (quebrar; caer; romper; fracturar; extinguirse; doblar; refractar)
-
morir (morir de miedo)
-
morir (morir de miedo)
besterven van angst-
besterven van angst werkwoord
-
-
morir (desaparecer bajo una; arruinarse)
ondergaan; ten ondergaan; te gronde gaan-
ten ondergaan werkwoord
-
te gronde gaan werkwoord (ga te gronde, gaat te gronde, gat te gronde, ging te gronde, gingen te gronde, te gronde gegaan)
-
morir (morir en combate)
-
morir (sucumbir; ceder; caer)
bezwijken; het onderspit delven; tenondergaan; afleggen-
het onderspit delven werkwoord (delf het onderspit, delft het onderspit, delfde het onderspit, delfden het onderspit, het onderspit gedelfd)
-
morir
Conjugations for morir:
presente
- muero
- mueres
- muere
- morimos
- morís
- mueren
imperfecto
- moría
- morías
- moría
- moríamos
- moríais
- morían
indefinido
- morí
- moriste
- murió
- morimos
- moristeis
- murieron
fut. de ind.
- moriré
- morirás
- morirá
- moriremos
- moriréis
- morirán
condic.
- moriría
- morirías
- moriría
- moriríamos
- moriríais
- morirían
pres. de subj.
- que muera
- que mueras
- que muera
- que muramos
- que muráis
- que mueran
imp. de subj.
- que muriera
- que murieras
- que muriera
- que muriéramos
- que murierais
- que murieran
miscelánea
- ¡muere!
- ¡morid!
- ¡no mueras!
- ¡no muráis!
- muerto
- muriendo
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor morir:
Synoniemen voor "morir":
Wiktionary: morir
morir
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• morir | → heengaan | ↔ depart — to die |
• morir | → doodgaan; overlijden; sterven | ↔ die — to stop living |
• morir | → ontslapen | ↔ fall asleep — euphemism for "to die" |
• morir | → sterven; doodgaan | ↔ sterben — intransitiv: von Lebewesen: aufhören zu leben |
• morir | → doodgaan; overlijden; sterven; verscheiden | ↔ mourir — Cesser de vivre. |