Spaans

Uitgebreide vertaling voor reclutar (Spaans) in het Nederlands

reclutar:

reclutar werkwoord

  1. reclutar (emplear)
    in dienst nemen; aannemen; aantrekken; inhuren
    • in dienst nemen werkwoord (neem in dienst, neemt in dienst, nam in dienst, namen in dienst, in dienst genomen)
    • aannemen werkwoord (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)
    • aantrekken werkwoord (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
    • inhuren werkwoord (huur in, huurt in, huurde in, huurden in, ingehuurd)
  2. reclutar (contratar)
    rekruteren; werven; aanwerven
    • rekruteren werkwoord (rekruteer, rekruteert, rekruteerde, rekruteerden, gerekruteerd)
    • werven werkwoord (werf, werft, wierf, wierven, geworven)
    • aanwerven werkwoord (werf aan, werft aan, werfde aan, werfden aan, aangeworven)
  3. reclutar (atraer; alistar reclutas)
    rekruteren; aantrekken; ronselen
    • rekruteren werkwoord (rekruteer, rekruteert, rekruteerde, rekruteerden, gerekruteerd)
    • aantrekken werkwoord (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
    • ronselen werkwoord (ronsel, ronselt, ronselde, ronselden, geronseld)
  4. reclutar
    rekruteren
    • rekruteren werkwoord (rekruteer, rekruteert, rekruteerde, rekruteerden, gerekruteerd)
  5. reclutar (recurrir a; invocar; llamar)
    aanroepen; inroepen; inviteren
    • aanroepen werkwoord (roep aan, roept aan, riep aan, riepen aan, aangeroepen)
    • inroepen werkwoord (roep in, roept in, riep in, riepen in, ingeroepen)
    • inviteren werkwoord (inviteer, inviteert, inviteerde, inviteerden, geïnviteerd)
  6. reclutar (hacer venir; evocar; llamar; )
    oproepen; sommeren; ontbieden
    • oproepen werkwoord (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
    • sommeren werkwoord (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)
    • ontbieden werkwoord (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)

Conjugations for reclutar:

presente
  1. recluto
  2. reclutas
  3. recluta
  4. reclutamos
  5. reclutáis
  6. reclutan
imperfecto
  1. reclutaba
  2. reclutabas
  3. reclutaba
  4. reclutábamos
  5. reclutabais
  6. reclutaban
indefinido
  1. recluté
  2. reclutaste
  3. reclutó
  4. reclutamos
  5. reclutasteis
  6. reclutaron
fut. de ind.
  1. reclutaré
  2. reclutarás
  3. reclutará
  4. reclutaremos
  5. reclutaréis
  6. reclutarán
condic.
  1. reclutaría
  2. reclutarías
  3. reclutaría
  4. reclutaríamos
  5. reclutaríais
  6. reclutarían
pres. de subj.
  1. que reclute
  2. que reclutes
  3. que reclute
  4. que reclutemos
  5. que reclutéis
  6. que recluten
imp. de subj.
  1. que reclutara
  2. que reclutaras
  3. que reclutara
  4. que reclutáramos
  5. que reclutarais
  6. que reclutaran
miscelánea
  1. ¡recluta!
  2. ¡reclutad!
  3. ¡no reclutes!
  4. ¡no reclutéis!
  5. reclutado
  6. reclutando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor reclutar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aannemen adoptir; presunción; suposición
aanroepen gritar a; llamar a
aantrekken atractar; estirón; fascinar; tirón; vestirse
in dienst nemen alquilar; emplear; enrolarse
inhuren alquilar; chárter; emplear; enrolarse
rekruteren reclutamiento
werven astilleros
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aannemen emplear; reclutar aceptar; aceptar relagar; acotar; adoptar; asumir; considerar; creer; creer en; presumir; recibir; suponer; tomar posesión de
aanroepen invocar; llamar; reclutar; recurrir a gritar; llamar; llamar a; llamar a gritos
aantrekken alistar reclutas; atraer; emplear; reclutar anunciar; cerrar; cerrar la puerta; correr; hacer propaganda; hacer publicidad; poner un anuncio; ponerse; vestir; vestirse
aanwerven contratar; reclutar
in dienst nemen emplear; reclutar
inhuren emplear; reclutar
inroepen invocar; llamar; reclutar; recurrir a apelar; someterse a
inviteren invocar; llamar; reclutar; recurrir a convidar; invitar
ontbieden anunciar; avisar; citar; citar a juicio; convocar; convocar a; evocar; hacer venir; llamar; notificar; pedir; reclutar; requerir convocar a; hacer venir; llamar; llamar a; mandar venir
oproepen anunciar; avisar; citar; citar a juicio; convocar; convocar a; evocar; hacer venir; llamar; notificar; pedir; reclutar; requerir convocar a; hacer venir; llamar; llamar a; mandar venir
rekruteren alistar reclutas; atraer; contratar; reclutar
ronselen alistar reclutas; atraer; reclutar alistar; enganchar; enrolar
sommeren anunciar; avisar; citar; citar a juicio; convocar; convocar a; evocar; hacer venir; llamar; notificar; pedir; reclutar; requerir aconsejar; amanecer; citar a juicio; exhortar; intimar; requerir
werven contratar; reclutar anunciar; hacer propaganda; hacer publicidad; poner un anuncio

Synoniemen voor "reclutar":


Wiktionary: reclutar

reclutar
Cross Translation:
FromToVia
reclutar oproepen; ronselen draft — to conscript a person
reclutar aannemen; aanwerven; huren; in dienst nemen; tewerkstellen embaucherengager un salarié, passer avec lui un contrat de travail.
reclutar aanbrengen; werven; aanwerven enrôlerinscrire sur les rôles de l’armée de terre ou de mer.
reclutar aanbrengen; werven; aanwerven; recruteren recruter — militaire|fr lever des hommes pour le service militaire.