Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- voltear:
-
Wiktionary:
- voltear → omdraaien, draaien, keren, ronddraaien, wenden, wentelen, zwenken, retourneren, terugbezorgen, terugsturen, terugwijzen, heruitzenden, mengen, mixen, temperen, vermengen, verwarren, wassen, omkeren, aandoen, aandraaien, aansteken, schakelen, inschakelen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor voltear (Spaans) in het Nederlands
voltear:
-
voltear (caer)
-
voltear (volcar; dar vueltas)
-
voltear (resbalarse; caer; fallar; dar con los huesos en el suelo; caerse de hocico; volcar; fracasar; salir fallido; frustrarse; salir mal; malograrse; irse al traste)
vallen; op zijn bek gaan; ten val komen; onderuitgaan-
op zijn bek gaan werkwoord
-
onderuitgaan werkwoord (ga onderuit, gaat onderuit, ging onderuit, gingen onderuit, onderuit gegaan)
-
voltear (caerse rodando)
-
voltear (volcar; derribar)
-
voltear (volcarse; volcar; voltearse)
-
voltear
Conjugations for voltear:
presente
- volteo
- volteas
- voltea
- volteamos
- volteáis
- voltean
imperfecto
- volteaba
- volteabas
- volteaba
- volteábamos
- volteabais
- volteaban
indefinido
- volteé
- volteaste
- volteó
- volteamos
- volteasteis
- voltearon
fut. de ind.
- voltearé
- voltearás
- volteará
- voltearemos
- voltearéis
- voltearán
condic.
- voltearía
- voltearías
- voltearía
- voltearíamos
- voltearíais
- voltearían
pres. de subj.
- que voltee
- que voltees
- que voltee
- que volteemos
- que volteéis
- que volteen
imp. de subj.
- que volteara
- que voltearas
- que volteara
- que volteáramos
- que voltearais
- que voltearan
miscelánea
- ¡voltea!
- ¡voltead!
- ¡no voltees!
- ¡no volteéis!
- volteado
- volteando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el voltear (volcar; derrumbarse)
Vertaal Matrix voor voltear:
Synoniemen voor "voltear":
Wiktionary: voltear
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voltear | → omdraaien | ↔ umdrehen — (transitiv): etwas im Bogen von einer Seite auf die andere Seite bewegen |
• voltear | → draaien; keren; omdraaien; ronddraaien; wenden; wentelen; zwenken; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; terugwijzen; heruitzenden; mengen; mixen; temperen; vermengen; verwarren; wassen; omkeren | ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu. |
• voltear | → aandoen; aandraaien; aansteken; schakelen; inschakelen | ↔ tourner — Traductions à trier suivant le sens |