Spaans

Uitgebreide vertaling voor educar (Spaans) in het Nederlands

educar:

educar werkwoord

  1. educar (enseñar; formar; reanimar)
    onderwijzen; leren; bijbrengen
    • onderwijzen werkwoord (onderwijs, onderwijst, onderwees, onderwezen, onderwezen)
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • bijbrengen werkwoord (breng bij, brengt bij, bracht bij, brachten bij, bijgebracht)
  2. educar (criar)
    opvoeden; grootbrengen; vormen
    • opvoeden werkwoord (voed op, voedt op, voedde op, voedden op, opgevoed)
    • grootbrengen werkwoord (breng groot, brengt groot, bracht groot, brachten groot, grootgebracht)
    • vormen werkwoord (vorm, vormt, vormde, vormden, gevormd)
  3. educar (dar clases; enseñar; impartir enseñanza; instruir; impartir docencia)
    lesgeven
    • lesgeven werkwoord (geef les, geeft les, gaf les, gaven les, lesgegeven)
  4. educar (dar clases; instruir)
    onderwijzen; bijbrengen; doceren; onderrichten
    • onderwijzen werkwoord (onderwijs, onderwijst, onderwees, onderwezen, onderwezen)
    • bijbrengen werkwoord (breng bij, brengt bij, bracht bij, brachten bij, bijgebracht)
    • doceren werkwoord (doceer, doceert, doceerde, doceerden, gedoceerd)
    • onderrichten werkwoord (onderricht, onderrichtte, onderrichtten, onderricht)
  5. educar (enseñar; capacitarse para; instruir; formar; prepararse para)
    scholen; opleiden
    • scholen werkwoord
    • opleiden werkwoord (leid op, leidt op, leidde op, leidden op, opgeleid)
  6. educar (desarrollar; revelar; elaborar; )
    ontwikkelen; tot ontwikkeling brengen
  7. educar (enseñar; instruir; dar clases)
    inlichten; voorlichten; onderrichten
    • inlichten werkwoord (licht in, lichtte in, lichtten in, ingelicht)
    • voorlichten werkwoord
    • onderrichten werkwoord (onderricht, onderrichtte, onderrichtten, onderricht)

Conjugations for educar:

presente
  1. educo
  2. educas
  3. educa
  4. educamos
  5. educáis
  6. educan
imperfecto
  1. educaba
  2. educabas
  3. educaba
  4. educábamos
  5. educabais
  6. educaban
indefinido
  1. eduqué
  2. educaste
  3. educó
  4. educamos
  5. educasteis
  6. educaron
fut. de ind.
  1. educaré
  2. educarás
  3. educará
  4. educaremos
  5. educaréis
  6. educarán
condic.
  1. educaría
  2. educarías
  3. educaría
  4. educaríamos
  5. educaríais
  6. educarían
pres. de subj.
  1. que eduque
  2. que eduques
  3. que eduque
  4. que eduquemos
  5. que eduquéis
  6. que eduquen
imp. de subj.
  1. que educara
  2. que educaras
  3. que educara
  4. que educáramos
  5. que educarais
  6. que educaran
miscelánea
  1. ¡educa!
  2. ¡educad!
  3. ¡no eduques!
  4. ¡no eduquéis!
  5. educado
  6. educando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor educar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leren aprender; estudiar
ontwikkelen civilizar; cultivar; desarrollar
scholen escuelas
vormen civilizar; cultivar; desarrollar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijbrengen dar clases; educar; enseñar; formar; instruir; reanimar
doceren dar clases; educar; instruir
grootbrengen criar; educar
inlichten dar clases; educar; enseñar; instruir advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; avisar; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; mencionar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; reportar; reportear
leren educar; enseñar; formar; reanimar aclimatarse; acostumbrar; acostumbrarse; acostumbrarse a; adaptarse; adquirir; alzar; amarrar; apoderarse de; aprender; capacitarse para; comenzar; conseguir; contraer el hábito de; cursar; dar clases; encender; enseñar; estallar; estudiar; familiarizarse con; habituarse a; hacerse a; practicar; recibir; sacar; seguir estudios; seguir una carrera
lesgeven dar clases; educar; enseñar; impartir docencia; impartir enseñanza; instruir
onderrichten dar clases; educar; enseñar; instruir
onderwijzen dar clases; educar; enseñar; formar; instruir; reanimar aprender; dar clases; enseñar
ontwikkelen cultivar; desarrollar; desplegar; educar; elaborar; evolucionar; explotar; revelar; roturar; seguir desarrollando civilizar; convertirse en; desarrollarse; ejercer; ejercitarse; elaborar; evolucionar; prepararse para
opleiden capacitarse para; educar; enseñar; formar; instruir; prepararse para
opvoeden criar; educar
scholen capacitarse para; educar; enseñar; formar; instruir; prepararse para
tot ontwikkeling brengen cultivar; desarrollar; desplegar; educar; elaborar; evolucionar; explotar; revelar; roturar; seguir desarrollando
voorlichten dar clases; educar; enseñar; instruir
vormen criar; educar amasar; constituir; dar cuerpo; dar forma; dar masajes; elaborar; formar; macerar; masajear; modelar

Synoniemen voor "educar":


Wiktionary: educar

educar
verb
  1. het ouderschap over opgroeiende kinderen uitoefenen
  2. scholing verzorgen voor iemand

Cross Translation:
FromToVia
educar opleiden educate — to instruct or train
educar dresseren; grootbrengen; kweken; opleiden; opvoeden éduquer — Former par l’éducation, instruire.

Computer vertaling door derden: