Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- abatido:
- abatir:
-
Wiktionary:
- abatido → bedrukt, mistroostig
- abatido → moedeloos, hopeloos, neergeslagen, wanhopig
- abatir → ontmoedigen
- abatir → neerslaan, humiliëren, vernederen, afbreken, slopen, neerhalen, kappen, vellen, neervellen, wippen, afhakken, afhouwen, afkappen, omhakken, deprimeren, neerdrukken, neerslachtig maken, terneerdrukken, delven, opduikelen, opgraven, rooien, uitgraven, winnen, uitputten, putten uit, omkappen, slachten, afslachten, fnuiken, verzwakken, bevangen, overwinnen, verslaan, zegevieren, neerkomen, doden, doodmaken, ombrengen, doodschieten, fusilleren, de moed ontnemen, ontmoedigen, afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door, bedaren, geruststellen, kalmeren, kleinmaken, verootmoedigen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor abatido (Spaans) in het Nederlands
abatido:
-
abatido (triste; sombrío; desconsolado; melancólico; tétrico; disgustado; desolado; deprimido; afligido; desalentado; desanimado; lamentable; pesimista; deplorable)
teneergeslagen; verdrietig; mismoedig; neerslachtig; mistroostig-
teneergeslagen bijvoeglijk naamwoord
-
verdrietig bijvoeglijk naamwoord
-
mismoedig bijvoeglijk naamwoord
-
neerslachtig bijvoeglijk naamwoord
-
mistroostig bijvoeglijk naamwoord
-
-
abatido (golpeado)
-
abatido (pesimista; desanimado; triste; deprimido; sombrío; desconsolado; desalentado)
pessimistisch; terneergeslagen-
pessimistisch bijvoeglijk naamwoord
-
terneergeslagen bijvoeglijk naamwoord
-
-
abatido (arruinado; desgarrado; averiado; agrietado)
failliet; bankroet; geruineerd-
failliet bijvoeglijk naamwoord
-
bankroet bijvoeglijk naamwoord
-
geruineerd bijvoeglijk naamwoord
-
-
abatido (miserable; flojo; horrible; deplorable; abominable; infame; desanimado)
-
abatido (desanimado; fláccido; perezoso; flojo; lánguidamente; blando; apagado; bochornoso; laso; lánguido; sin ganas de nada)
-
abatido (desanimado; pesado; flojo; lento; perezoso; tardo; tedioso; fastidioso; apático; bochornoso)
-
abatido (lastimoso; flojo; desfavorecido; pobre; triste; lamentable; horrible; deplorable; indigente; abominable; desprovisto; miserable; infame; desanimado; desvalido; desheredado; miserablemente; poco hábil)
meelijwekkend; ellendig; miserabel; deplorabel-
meelijwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
ellendig bijvoeglijk naamwoord
-
miserabel bijvoeglijk naamwoord
-
deplorabel bijvoeglijk naamwoord
-
-
abatido (desanimado; desolado; triste; lamentable; deprimido; deplorable; sombrío; pesimista; disgustado; apenado; afligido; desconsolado; melancólico; tétrico; desalentado; anonadado; decaído)
terneergeslagen; moedeloos; gedrukt; bedrukt; mismoedig-
terneergeslagen bijvoeglijk naamwoord
-
moedeloos bijvoeglijk naamwoord
-
gedrukt bijvoeglijk naamwoord
-
bedrukt bijvoeglijk naamwoord
-
mismoedig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor abatido:
Verwante woorden van "abatido":
Synoniemen voor "abatido":
Wiktionary: abatido
abatido
Cross Translation:
adjective
-
neerslachtig
-
depressief stemmend, niet op te vrolijken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• abatido | → moedeloos; hopeloos; neergeslagen; wanhopig | ↔ despondent — in low spirits from loss of hope or courage |
abatir:
-
abatir (hacer sentencia de muerte; ejecutar; exterminar; someter a ejecución forzosa)
executeren; doodvonnis uitvoeren; vermoorden; doodschieten; om het leven brengen; ombrengen-
doodvonnis uitvoeren werkwoord
-
om het leven brengen werkwoord
-
abatir (tirar abajo; arrancar; matar; asesinar; derribar; desembarcar; arriar; menoscabar; rezagarse; dejar atrás; matar a tiros; pegar un tiro; echar abajo; matar de un tiro; someter a ejecución forzosa; bajar en picado)
-
abatir (derribar; bajar en picado)
-
abatir (derribar; matar a tiros; pegar un tiro; bajar en picado)
-
abatir (empujar hacia abajo; deprimir)
-
abatir (empujar hacia abajo; deprimir)
Conjugations for abatir:
presente
- abato
- abates
- abate
- abatimos
- abatís
- abaten
imperfecto
- abatía
- abatías
- abatía
- abatíamos
- abatíais
- abatían
indefinido
- abatí
- abatiste
- abatió
- abatimos
- abatisteis
- abatieron
fut. de ind.
- abatiré
- abatirás
- abatirá
- abatiremos
- abatiréis
- abatirán
condic.
- abatiría
- abatirías
- abatiría
- abatiríamos
- abatiríais
- abatirían
pres. de subj.
- que abata
- que abatas
- que abata
- que abatamos
- que abatáis
- que abatan
imp. de subj.
- que abatiera
- que abatieras
- que abatiera
- que abatiéramos
- que abatierais
- que abatieran
miscelánea
- ¡abate!
- ¡abatid!
- ¡no abatas!
- ¡no abatáis!
- abatido
- abatiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor abatir:
Synoniemen voor "abatir":
Wiktionary: abatir
abatir
Cross Translation:
verb
-
de moed ontnemen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• abatir | → neerslaan; humiliëren; vernederen | ↔ abate — to bring down a person physically or mentally |
• abatir | → afbreken; slopen; neerhalen; kappen; vellen; neervellen; wippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken; deprimeren; neerdrukken; neerslachtig maken; terneerdrukken; delven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven; winnen; uitputten; putten uit; omkappen; slachten; afslachten; fnuiken; verzwakken; bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; neerkomen; doden; doodmaken; ombrengen; doodschieten; fusilleren; de moed ontnemen; ontmoedigen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door; bedaren; geruststellen; kalmeren; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |