Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- creído:
- creer:
-
Wiktionary:
- creído → arrogant, zelfingenomen, hooghartig
- creer → denken, geloven, menen
- creer → geloven, geloven in, van mening zijn, vinden, denken, beschouwen, menen, houden voor, agnosceren, erkennen, honoreren
Spaans
Uitgebreide vertaling voor creído (Spaans) in het Nederlands
creído:
-
creído (desinflado; agotado; impávido; no atacado; pijo; intacto; inalterable; imperturbable; nuevo; vacío; entero; ciego; vano; reciente; falso; presumido; virgen; astuto; sereno; moderno; vanidoso; ocioso; engreído; íntegro; desocupado; exhausto; inmutable; vacuo; vanal; impertérrito; sin usar; no corroído; sin emoción; sin probar; sin afectación)
onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onaangebroken-
onaangeroerd bijvoeglijk naamwoord
-
onaangetast bijvoeglijk naamwoord
-
ongebruikt bijvoeglijk naamwoord
-
ongeopend bijvoeglijk naamwoord
-
onaangebroken bijvoeglijk naamwoord
-
-
creído (pretencioso; vano; pagado de sí mismo; pedante; presumido; vanidoso; insolente; arrogante; presuntuoso)
pretentieus-
pretentieus bijvoeglijk naamwoord
-
-
creído (altanero; presuntuoso; autocomplaciente; pedante; presumido; vanidoso; ficticio; autosuficiente; hipotético; imperioso)
pedant; schoolmeesterachtig; frikkerig; belerend; verwaand; zelfingenomen; ingebeeld; zelfgenoegzaam-
pedant bijvoeglijk naamwoord
-
schoolmeesterachtig bijvoeglijk naamwoord
-
frikkerig bijvoeglijk naamwoord
-
belerend bijvoeglijk naamwoord
-
verwaand bijvoeglijk naamwoord
-
zelfingenomen bijvoeglijk naamwoord
-
ingebeeld bijvoeglijk naamwoord
-
zelfgenoegzaam bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor creído:
Synoniemen voor "creído":
Wiktionary: creído
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• creído | → arrogant | ↔ arrogant — having excessive pride |
• creído | → zelfingenomen | ↔ smug — irritatingly pleased with oneself; self-satisfied |
• creído | → hooghartig; zelfingenomen | ↔ stuck up — snobbish, conceited |
creer:
-
creer (suponer; presumir; considerar; asumir; creer en)
-
creer (compartir los sentimientos de; sentir; pensar; imaginarse; identiicarse con; entender; intuir; experimentar; opinar)
Conjugations for creer:
presente
- creo
- crees
- cree
- creemos
- creéis
- creen
imperfecto
- creía
- creías
- creía
- creíamos
- creíais
- creían
indefinido
- creí
- creíste
- creyó
- creímos
- creísteis
- creyeron
fut. de ind.
- creeré
- creerás
- creerá
- creeremos
- creeréis
- creerán
condic.
- creería
- creerías
- creería
- creeríamos
- creeríais
- creerían
pres. de subj.
- que crea
- que creas
- que crea
- que creamos
- que creáis
- que crean
imp. de subj.
- que creyera
- que creyeras
- que creyera
- que creyéramos
- que creyerais
- que creyeran
miscelánea
- ¡cree!
- ¡creed!
- ¡no creas!
- ¡no creáis!
- creído
- creyendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor creer:
Synoniemen voor "creer":
Wiktionary: creer
creer
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• creer | → geloven | ↔ believe — to accept that someone is telling the truth (object: person) |
• creer | → geloven | ↔ believe — to accept as true |
• creer | → geloven in | ↔ believe — to have religious faith; to believe in a greater truth |
• creer | → geloven | ↔ creed — believe |
• creer | → van mening zijn; vinden | ↔ find — decide that |
• creer | → vinden; denken; van mening zijn | ↔ think — be of the opinion that |
• creer | → vinden; beschouwen | ↔ think — consider, judge, regard something as |
• creer | → geloven | ↔ glauben — religiös sein, an einen oder mehrere Gott glauben; in seinem Glauben überzeugt sein |
• creer | → geloven | ↔ glauben — »etwas glauben«/»glauben, dass«; subjektiv: |
• creer | → geloven | ↔ glauben — »jemandem glauben« (Dativ): sich auf jemanden vertrauensvoll verlassen |
• creer | → geloven; menen; houden voor; agnosceren; erkennen; honoreren | ↔ croire — tenir pour véritable. |