Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. marica:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor marica (Spaans) in het Nederlands

marica:

marica [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el marica (homosexual; puto; mariquita; maricón; homo)
    homoseksueel; de homo; de homofiel
    • homoseksueel [znw.] zelfstandig naamwoord
    • homo [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • homofiel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor marica:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
homo homo; homosexual; marica; maricón; mariquita; puto homosexual; maricones; maricón
homofiel homo; homosexual; marica; maricón; mariquita; puto
homoseksueel homo; homosexual; marica; maricón; mariquita; puto homosexual
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
homofiel gay; homosexual; maricón
homoseksueel gay; homosexual; maricón
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
homo gay; homosexual; maricón

Verwante woorden van "marica":

  • maricas

Synoniemen voor "marica":


Wiktionary: marica


Cross Translation:
FromToVia
marica flikker Schwulerkann abwertend sein: Homosexueller; jemand, der schwul ist
marica homoseksueel; homo queer — slang: homosexual