Spaans

Uitgebreide vertaling voor fomentar (Spaans) in het Nederlands

fomentar:

fomentar werkwoord

  1. fomentar (alterar; tocar; mencionar de paso; )
    aanstippen; aanroeren; even aanraken
    • aanstippen werkwoord (stip aan, stipt aan, stipte aan, stipten aan, aangestipt)
    • aanroeren werkwoord (roer aan, roert aan, roerde aan, roerden aan, aangeroerd)
    • even aanraken werkwoord (raak even aan, raakt even aan, raakte even aan, raakten even aan, even aangeraakt)
  2. fomentar (cultivar; generar; criar; )
    kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; planten; telen; aankweken; aanplanten; opkweken
    • kweken werkwoord (kweek, kweekt, kweekte, kweekten, gekweekt)
    • fokken werkwoord (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)
    • voortbrengen werkwoord (breng voort, brengt voort, bracht voort, brachten voort, voortgebracht)
    • genereren werkwoord (genereer, genereert, genereerde, genereerden, gegenereerd)
    • verbouwen werkwoord (verbouw, verbouwt, verbouwde, verbouwden, verbouwd)
    • procreëren werkwoord
    • planten werkwoord (plant, plantte, plantten, geplant)
    • telen werkwoord (teel, teelt, teelde, teelden, geteeld)
    • aankweken werkwoord (kweek aan, kweekt aan, kweekte aan, kweekten aan, aangekweekt)
    • aanplanten werkwoord (plant aan, plantte aan, plantten aan, aangeplant)
    • opkweken werkwoord (kweek op, kweekt op, kweekte op, kweekten op, opgekweekt)
  3. fomentar (atizar; incitar; instigar)
  4. fomentar (trastornar; alterar; interrumpir; perturbar)
    toucheren
    • toucheren werkwoord (toucheer, toucheert, toucheerde, toucheerden, getoucheerd)

Conjugations for fomentar:

presente
  1. fomento
  2. fomentas
  3. fomenta
  4. fomentamos
  5. fomentáis
  6. fomentan
imperfecto
  1. fomentaba
  2. fomentabas
  3. fomentaba
  4. fomentábamos
  5. fomentabais
  6. fomentaban
indefinido
  1. fomenté
  2. fomentaste
  3. fomentó
  4. fomentamos
  5. fomentasteis
  6. fomentaron
fut. de ind.
  1. fomentaré
  2. fomentarás
  3. fomentará
  4. fomentaremos
  5. fomentaréis
  6. fomentarán
condic.
  1. fomentaría
  2. fomentarías
  3. fomentaría
  4. fomentaríamos
  5. fomentaríais
  6. fomentarían
pres. de subj.
  1. que fomente
  2. que fomentes
  3. que fomente
  4. que fomentemos
  5. que fomentéis
  6. que fomenten
imp. de subj.
  1. que fomentara
  2. que fomentaras
  3. que fomentara
  4. que fomentáramos
  5. que fomentarais
  6. que fomentaran
miscelánea
  1. ¡fomenta!
  2. ¡fomentad!
  3. ¡no fomentes!
  4. ¡no fomentéis!
  5. fomentado
  6. fomentando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

fomentar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el fomentar (stimular; promoción)
    stimuleren; bevorderen; cultiveren

Vertaal Matrix voor fomentar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankweken cría; cultivo; plantación; producción
aanplanten cultivo; plantación
bevorderen fomentar; promoción; stimular
cultiveren fomentar; promoción; stimular civilizar; cultivar; desarrollar
fokken cultivo
kweken cría; cultivo; producción
planten cultivo; plantación; vegetación
stimuleren fomentar; promoción; stimular a instancias de; animar; animar a; estimular; impulsar; incitar a
telen cultivo; ganadería
verbouwen cultivo
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankweken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
aanplanten criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
aanroeren alterar; cobrar; desordenar; excitar; fomentar; interrumpir; mencionar de paso; perturbar; rozar; rozar apenas; tocar; tocar apenas; tocar un momento; tocar un poco; trastornar
aanstippen alterar; cobrar; desordenar; excitar; fomentar; interrumpir; mencionar de paso; perturbar; rozar; rozar apenas; tocar; tocar apenas; tocar un momento; tocar un poco; trastornar mencionar de paso; ponerle visto a
bevorderen promover
cultiveren civilizar
even aanraken alterar; cobrar; desordenar; excitar; fomentar; interrumpir; mencionar de paso; perturbar; rozar; rozar apenas; tocar; tocar apenas; tocar un momento; tocar un poco; trastornar
fokken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar parir
genereren criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
iets aanstoken atizar; fomentar; incitar; instigar
kweken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar parir
opkweken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
planten criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar implantar; injertar; plantar
procreëren criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
stimuleren aclamar; alentar; animar; aplaudir; apoyar; apuntalar; arrancar; avivar; dar viveza a; encender; engendrar; entornar; entusiasmar; envalentonar; espolear; estimular; excitar; impulsar; incentivar; incitar; instigar; motivar; provocar
telen criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
toucheren alterar; fomentar; interrumpir; perturbar; trastornar
verbouwen criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar modificar; reconstruir; reformar; remodelar; renovar; transformar
voortbrengen criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar dar a luz; elaborar; fabricar; hacer; parir; producir

Synoniemen voor "fomentar":


Wiktionary: fomentar

fomentar
verb
  1. aanmoedigen, promoten
  2. intr|nld heet worden door gisting

Cross Translation:
FromToVia
fomentar opstoken stir up — to cause (trouble etc)