Creer: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

creer:
- geloven; aannemen; inleven; voelen; meeleven; invoelen
Wiktionary:
- creer → denken, geloven, menen
- creer → geloven, geloven in, van mening zijn, vinden, denken, beschouwen, menen, houden voor, agnosceren, erkennen, honoreren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor creer (Spaans) in het Nederlands

creer:

creer werkwoord

creer (suponer; presumir; considerar; asumir; creer en)
geloven; aannemen
- geloven werkwoord (geloof, gelooft, geloofde, geloofden, geloofd)
- aannemen werkwoord (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)
creer (compartir los sentimientos de; sentir; pensar; imaginarse; identiicarse con; entender; intuir; experimentar; opinar)
inleven; voelen; meeleven; invoelen
- inleven werkwoord (leef in, leeft in, leefde in, leefden in, ingeleefd)
- voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
- meeleven werkwoord (leef mee, leeft mee, leefde mee, leefden mee, meegeleefd)
- invoelen werkwoord (voel in, voelt in, voelde in, voelden in, ingevoeld)

Conjugations for creer:

presente

creo
crees
cree
creemos
creéis
creen

imperfecto

creía
creías
creía
creíamos
creíais
creían

indefinido

creí
creíste
creyó
creímos
creísteis
creyeron

fut. de ind.

creeré
creerás
creerá
creeremos
creeréis
creerán

condic.

creería
creerías
creería
creeríamos
creeríais
creerían

pres. de subj.

que crea
que creas
que crea
que creamos
que creáis
que crean

imp. de subj.

que creyera
que creyeras
que creyera
que creyéramos
que creyerais
que creyeran

miscelánea

¡cree!
¡creed!
¡no creas!
¡no creáis!
creído
creyendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor creer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aannemen		adoptir; presunción; suposición
meeleven		compartir sentimientos
voelen		palpar
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aannemen	asumir; considerar; creer; creer en; presumir; suponer	aceptar; aceptar relagar; acotar; adoptar; asumir; emplear; presumir; recibir; reclutar; suponer; tomar posesión de
geloven	asumir; considerar; creer; creer en; presumir; suponer
inleven	compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pensar; sentir
invoelen	compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pensar; sentir
meeleven	compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pensar; sentir	apiadarse; compadecerse; condolerse; dar el pésame; expresar su sentimiento; participar; simpatizar; tomar parte
voelen	compartir los sentimientos de; creer; entender; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; opinar; pensar; sentir	advertir; contemplar; darse cuenta de; distinguir; entrever; estar presente; experimentar; manosear; notar; observar; palpar; pasar por; percibir; sentir; tocar; ver

Synoniemen voor "creer":

apostar; sospechar; suponer
confiar; fiarse; esperar; entregarse en manos; echarse en brazos; dejarlo en Dios; tener fe; abandonarse; encargar; encomendar; aguardar
figurarse; juzgar; estimar; conceptuar; considerar; opinar; pensar

Wiktionary: creer

creer

verb

een bepaalde mening toegedaan zijn
- denken → pensar; creer; opinar
overtuigd zijn dat iets waar is
- geloven → creer
denken, een mening toegedaan zijn
- menen → creer; pensar

Cross Translation:

From	To	Via
• creer	→ geloven	↔ believe — to accept that someone is telling the truth (object: person)
• creer	→ geloven	↔ believe — to accept as true
• creer	→ geloven in	↔ believe — to have religious faith; to believe in a greater truth
• creer	→ geloven	↔ creed — believe
• creer	→ van mening zijn; vinden	↔ find — decide that
• creer	→ vinden; denken; van mening zijn	↔ think — be of the opinion that
• creer	→ vinden; beschouwen	↔ think — consider, judge, regard something as
• creer	→ geloven	↔ glauben — religiös sein, an einen oder mehrere Gott glauben; in seinem Glauben überzeugt sein
• creer	→ geloven	↔ glauben — »etwas glauben«/»glauben, dass«; subjektiv:
• creer	→ geloven	↔ glauben — »jemandem glauben« (Dativ): sich auf jemanden vertrauensvoll verlassen
• creer	→ geloven; menen; houden voor; agnosceren; erkennen; honoreren	↔ croire — tenir pour véritable.

Verwante vertalingen van creer

Remove Ads

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: creer

Uitgebreide vertaling voor creer (Spaans) in het Nederlands

creer:

creer werkwoord

creer (suponer; presumir; considerar; asumir; creer en)

creer (compartir los sentimientos de; sentir; pensar; imaginarse; identiicarse con; entender; intuir; experimentar; opinar)

Conjugations for creer:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Vertaal Matrix voor creer:

Synoniemen voor "creer":

Wiktionary: creer

Verwante vertalingen van creer