Home ->Woordenboeken ->Spaans/Frans ->Zoek: trompeta

Spaanse en Franse zoekresultaten voor: trompeta

Overzicht
Spaans naar Frans:   Meer gegevens...
  1. trompeta:
  2. Wiktionary:
Frans naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. trompeter:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor trompeta (Spaans) in het Frans

trompeta:

trompeta [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la trompeta (bocina; trombón; instrumento de viento; cuerno; corneta)
    la trompette; le clairon
  2. la trompeta (claxon; bocina; corneta)
    la biniou; le klaxon; le clairon
    • biniou [la ~] zelfstandig naamwoord
    • klaxon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • clairon [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trompeta:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
biniou bocina; claxon; corneta; trompeta cornamusa; gaita
clairon bocina; claxon; corneta; cuerno; instrumento de viento; trombón; trompeta corneta; cuerno; cuernos de caza
klaxon bocina; claxon; corneta; trompeta
trompette bocina; corneta; cuerno; instrumento de viento; trombón; trompeta

Verwante woorden van "trompeta":

  • trompetas

Wiktionary: trompeta

trompeta
noun
  1. zool|nocat Membre d'une famille de poissons osseux, qui ont une longue bouche faisant penser à une trompette ou à une flûte.
  2. Celui qui sonner de la trompette.
Cross Translation:
FromToVia
• trompeta → trompette ↔ Trompete — Musik: Hohes Blechblasinstrument mit einem Kesselmundstück
• trompeta → trompette ↔ trumpet — brass instrument
• trompeta → trompettiste ↔ trumpeter — person who plays the trumpet

Verwante vertalingen van trompeta



Frans

Uitgebreide vertaling voor trompeta (Frans) in het Spaans

trompeter:

trompeter werkwoord (trompette, trompettes, trompetons, trompetez, )

  1. trompeter (barrir)
    tocar la trompeta
  2. trompeter (brailler; retentir; corner; claironner)
    chillar; vociferar

Conjugations for trompeter:

Présent
  1. trompette
  2. trompettes
  3. trompette
  4. trompetons
  5. trompetez
  6. trompettent
imparfait
  1. trompetais
  2. trompetais
  3. trompetait
  4. trompetions
  5. trompetiez
  6. trompetaient
passé simple
  1. trompetai
  2. trompetas
  3. trompeta
  4. trompetâmes
  5. trompetâtes
  6. trompetèrent
futur simple
  1. trompetterai
  2. trompetteras
  3. trompettera
  4. trompetterons
  5. trompetterez
  6. trompetteront
subjonctif présent
  1. que je trompette
  2. que tu trompettes
  3. qu'il trompette
  4. que nous trompetions
  5. que vous trompetiez
  6. qu'ils trompettent
conditionnel présent
  1. trompetterais
  2. trompetterais
  3. trompetterait
  4. trompetterions
  5. trompetteriez
  6. trompetteraient
passé composé
  1. ai trompeté
  2. as trompeté
  3. a trompeté
  4. avons trompeté
  5. avez trompeté
  6. ont trompeté
divers
  1. trompette!
  2. trompetez!
  3. trompetons!
  5. trompeté
  6. trompetant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor trompeter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chillar cris
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chillar brailler; claironner; corner; retentir; trompeter appeler; beugler; bouillonner; brailler; braire; bêler; chialer; chuchoter; criailler; crier; crier fort; crisser; faire du tapage; faire rage; feuler; frotter; fulminer; gazouiller; geindre; glapir; gratter; griffer; grincer; gronder; gueuler; gémir; huer; hurler; injurier; insulter; japper; larmoyer; mugir; murmurer; piailler; pleurer; pleurnicher; pousser de cris aigus; pousser des cris perçants; proférer; racler; rouspéter; rugir; râler; râler contre; s'exclamer; se déchaîner; se gratter; se lamenter; se lamenter de; se plaindre; se plaindre de; susurrer; tempéter; tempêter; tonner; tonner contre; tousser fort; vociférer; zozoter; zézayer; égratigner
tocar la trompeta barrir; trompeter
vociferar brailler; claironner; corner; retentir; trompeter beugler; bouillonner; brailler; braire; bêler; chialer; criailler; crier; crier fort; déborder de joie; exulter; faire du tapage; faire rage; feuler; fulminer; geindre; glapir; gronder; gueuler; hurler; injurier; insulter; jurer; lâcher des jurons; mugir; piailler; pleurer; pleurnicher; pousser de cris aigus; pousser des cris de joie; pousser des cris perçants; proférer; rouspéter; rugir; râler; râler contre; s'emporter; se déchaîner contre; se fâcher tout rouge; tempéter; tempêter; tempêter contre; tonner; tonner contre; triompher; vociférer

Synoniemen voor "trompeter":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0383 seconde
Page rendered in 1.0 seconds