Tic in het Frans vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Frans: Meer gegevens...

tic:
- tic nerveux; tic; trait de caractère; qualité; singularité; étrangeté; bizarrerie; cycle
Wiktionary:
- tic → tic, tressaillement, spasme, convulsion, sursaut, clonie, myoclonie, soubresaut

Spaans

Uitgebreide vertaling voor tic (Spaans) in het Frans

tic:

tic [el ~] zelfstandig naamwoord

el tic (tic nervioso)
le tic nerveux; le tic
- tic nerveux [le ~] zelfstandig naamwoord
- tic [le ~] zelfstandig naamwoord
el tic (característica; peculiaridad de carácter; rasgo; peculiaridad; tic característico; rasgo característico; rasgo de carácter)
le trait de caractère; la qualité
- trait de caractère [le ~] zelfstandig naamwoord
- qualité [la ~] zelfstandig naamwoord
el tic (manía)
la singularité; le tic; l'étrangeté; la bizarrerie
- singularité [la ~] zelfstandig naamwoord
- tic [le ~] zelfstandig naamwoord
- étrangeté [la ~] zelfstandig naamwoord
- bizarrerie [la ~] zelfstandig naamwoord
el tic
le cycle
- cycle [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tic:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bizarrerie	manía; tic	característica; cosa notable; curiosidad; detalle especial; excentricidad; extravagancia; notabilidad; particularidad; peculiaridad; rareza; singularidad
cycle	tic	bici; bicicleta; cadena; cadenilla; cadenita; cerco; ciclo; circuito; collar; cordón circunvalatorio; corona; círculo; esfera; esposas; estadio de evolución; fase de desarrollo; gama; gargantilla; grillos; halo; halón; hilera; movimiento circular; ojera; período; progresión; secuencia; serie; sucesión; época
qualité	característica; peculiaridad; peculiaridad de carácter; rasgo; rasgo característico; rasgo de carácter; tic; tic característico	aptitud; atributo; calidad; capacidad; caracterización; característica; competencia; cualidad; definición de carácter; descripción de carácter; dignidad; grado; particularidad; peculiaridad; pintura de caracteres; plumazo; potencia; propiedad; rasgo; rasgo característico; rasgo de carácter; sello; señal; signo distintivo
singularité	manía; tic	atributo; caracterización; característica; cosa notable; cualidad; curiosidad; definición de carácter; descripción de carácter; detalle especial; excentricidad; extravagancia; notabilidad; particularidad; peculiaridad; pintura de caracteres; plumazo; propiedad; rareza; rasgo; rasgo característico; sello; señal; signo distintivo; singularidad
tic	manía; tic; tic nervioso
tic nerveux	tic; tic nervioso
trait de caractère	característica; peculiaridad; peculiaridad de carácter; rasgo; rasgo característico; rasgo de carácter; tic; tic característico	característica; cualidad; peculiaridad; rasgo; rasgo característico; rasgo de carácter
étrangeté	manía; tic	excentricidad; extravagancia; singularidad

Verwante woorden van "tic":

tics

Synoniemen voor "tic":

gesticulación; gesto; mímica; mueca; mohín

Wiktionary: tic

Cross Translation:

From	To	Via
• tic	→ tic; tressaillement; spasme; convulsion; sursaut; clonie; myoclonie; soubresaut	↔ jerk — sudden, uncontrolled movement
• tic	→ tic	↔ tic — A local and habitual convulsive motion of certain muscles
• tic	→ tic	↔ twitch — brief, small (sometimes involuntary) movement out of place and then back again

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van tic

Remove Ads

Vertaal tic van Spaans naar Frans

Uitgebreide vertaling voor tic (Spaans) in het Frans

tic:

tic [el ~] zelfstandig naamwoord

el tic (tic nervioso)

el tic (característica; peculiaridad de carácter; rasgo; peculiaridad; tic característico; rasgo característico; rasgo de carácter)

el tic (manía)

el tic

Vertaal Matrix voor tic:

Verwante woorden van "tic":

Synoniemen voor "tic":

Wiktionary: tic

Verwante vertalingen van tic