Overzicht
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
- pequeña:
-
pequeño:
- petite
- basse; bas; méchant; mauvais; méprisable; ordinaire; peu élevé; ignoblement; quotidien; odieux; ignoble; bassement; vachement; généralement admis; courant; vil; infect; ordinairement; déshonorant; habituel; normal; infâme; usuel; honteusement; d'usage; sans scrupules; odieusement; petit; minuscule; tout petit; petitement; très petit; pas haut; mince; maigre; grêle; délié; fluet; qui n'a que la peau et les os; provincial; petit-bourgeois; borné; serré; mesquin; exigu; étriqué; à l'étroit
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor pequeña (Spaans) in het Frans
pequeña:
-
la pequeña (pequeño; pequeñita; niño; niña; niñita; niñito; pequeñuelo; pequeñuela; pequeñito)
-
pequeña (delgaducho; flaco; menudo; pobre; suelto; frágil; magro; escaso; tacaño; pequeño; mediocre; minúsculo; poco resistente; fino; flojo; reducido; nulo; parco; enjuto; ralo; exiguo; insignificante; escuálido; mísero; frugal; enrarecido; poco espeso; sin fuerza)
-
pequeña (minúsculo; pequeño; diminuto; mínimo; pequeñísimo; muy pequeño; menudo)
petit; minuscule; tout petit; petitement; très petit-
petit bijvoeglijk naamwoord
-
minuscule bijvoeglijk naamwoord
-
tout petit bijvoeglijk naamwoord
-
petitement bijvoeglijk naamwoord
-
très petit bijvoeglijk naamwoord
-
-
pequeña (apogado; corto; apretado; mezquino; pequeño; escatimado; estrecho de miras; estrecho; angosto; limitado; eficiente; innoble)
petit; provincial; petit-bourgeois; borné; serré; mesquin; exigu; étriqué; petitement; à l'étroit-
petit bijvoeglijk naamwoord
-
provincial bijvoeglijk naamwoord
-
petit-bourgeois bijvoeglijk naamwoord
-
borné bijvoeglijk naamwoord
-
serré bijvoeglijk naamwoord
-
mesquin bijvoeglijk naamwoord
-
exigu bijvoeglijk naamwoord
-
étriqué bijvoeglijk naamwoord
-
petitement bijvoeglijk naamwoord
-
à l'étroit bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor pequeña:
Verwante woorden van "pequeña":
Synoniemen voor "pequeña":
pequeña vorm van pequeño:
-
el pequeño (pequeña; pequeñita; niño; niña; niñita; niñito; pequeñuelo; pequeñuela; pequeñito)
-
pequeño (andrajoso; bajo; malo; inferior; menos; común; grosero; indigno; bajamente; realmente; sencillo; general; guarro; mezquino; limitado; sencillamente; soez; corriente; grave; normalmente; habitual; acostumbrado; vil; simplemente; verdaderamente; ordinario; canalla; francamente; ruin; usual; infame; criminal; indecente; comúnmente; obsceno; harapiento; módico; como siempre; sin más; ignominioso; habituado a; deshonroso; vilmente; oxidante; así como así; innoble; a sotavento)
basse; bas; méchant; mauvais; méprisable; ordinaire; peu élevé; ignoblement; quotidien; odieux; ignoble; bassement; vachement; généralement admis; courant; vil; infect; ordinairement; déshonorant; habituel; normal; infâme; usuel; honteusement; d'usage; sans scrupules; odieusement-
basse bijvoeglijk naamwoord
-
bas bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
mauvais bijvoeglijk naamwoord
-
méprisable bijvoeglijk naamwoord
-
ordinaire bijvoeglijk naamwoord
-
peu élevé bijvoeglijk naamwoord
-
ignoblement bijvoeglijk naamwoord
-
quotidien bijvoeglijk naamwoord
-
odieux bijvoeglijk naamwoord
-
ignoble bijvoeglijk naamwoord
-
bassement bijvoeglijk naamwoord
-
vachement bijvoeglijk naamwoord
-
généralement admis bijvoeglijk naamwoord
-
courant bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
infect bijvoeglijk naamwoord
-
ordinairement bijvoeglijk naamwoord
-
déshonorant bijvoeglijk naamwoord
-
habituel bijvoeglijk naamwoord
-
normal bijvoeglijk naamwoord
-
infâme bijvoeglijk naamwoord
-
usuel bijvoeglijk naamwoord
-
honteusement bijvoeglijk naamwoord
-
d'usage bijvoeglijk naamwoord
-
sans scrupules bijvoeglijk naamwoord
-
odieusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
pequeño (minúsculo; pequeña; diminuto; mínimo; pequeñísimo; muy pequeño; menudo)
petit; minuscule; tout petit; petitement; très petit-
petit bijvoeglijk naamwoord
-
minuscule bijvoeglijk naamwoord
-
tout petit bijvoeglijk naamwoord
-
petitement bijvoeglijk naamwoord
-
très petit bijvoeglijk naamwoord
-
-
pequeño (bajo; inferior)
-
pequeño (delgaducho; flaco; pequeña; menudo; pobre; suelto; frágil; magro; escaso; tacaño; mediocre; minúsculo; poco resistente; fino; flojo; reducido; nulo; parco; enjuto; exiguo; ralo; insignificante; escuálido; mísero; frugal; enrarecido; poco espeso; sin fuerza)
-
pequeño (apogado; pequeña; corto; apretado; mezquino; escatimado; estrecho de miras; estrecho; angosto; limitado; eficiente; innoble)
petit; provincial; petit-bourgeois; borné; serré; mesquin; exigu; étriqué; petitement; à l'étroit-
petit bijvoeglijk naamwoord
-
provincial bijvoeglijk naamwoord
-
petit-bourgeois bijvoeglijk naamwoord
-
borné bijvoeglijk naamwoord
-
serré bijvoeglijk naamwoord
-
mesquin bijvoeglijk naamwoord
-
exigu bijvoeglijk naamwoord
-
étriqué bijvoeglijk naamwoord
-
petitement bijvoeglijk naamwoord
-
à l'étroit bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor pequeño:
Verwante woorden van "pequeño":
Synoniemen voor "pequeño":
Wiktionary: pequeño
pequeño
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pequeño | → petit | ↔ little — small in size |
• pequeño | → petit; insignifiant | ↔ petty — Little, trifling, or inconsiderable, as a petty fault |
• pequeño | → petit; minuscule | ↔ small — not large |
• pequeño | → petit; jeune | ↔ small — young |
• pequeño | → petit | ↔ wee — small, little |
• pequeño | → petit | ↔ klein — van geringe grootte |
• pequeño | → petit | ↔ klein — von geringem Ausmaß |
• pequeño | → petit; petite | ↔ lützel — oberdeutsch, im allgemeinen Sprachgebrauch ausgestorben: ursprünglich: klein (an Größe), gegenwärtig: zahlenmäßig gering, nicht solide, nicht in Ordnung |
Computer vertaling door derden: