Overzicht
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
-
hábil:
- brillant; astucieux; ingénieuse; ingénieux; averti; agile; avisé; habile; avec astuce; habilement; ingénieusement; astucieusement; compétent; apte; capable physiquement; vilain; méchant; rusé; malin; hypocrite; sournoisement; perfide; bas; miteux; futé; minable; traître; vil; roué; bassement; perfidement; sournois; fieffé; vilainement; à la dérobée; traîtreusement; à l'insu des autres; raffiné; aiguisé; malicieux; taillé; fin; séduisant; attrayant; tentant; attractif; attirant; capable; entraîné; exercé; adroitement; adroit; utilisable; utile; commode
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor hábil (Spaans) in het Frans
hábil:
-
hábil (ingenioso; perito; apuesto; diestro; listo; inventivo; ducho; inteligente; habilidoso)
brillant; astucieux; ingénieuse; ingénieux; averti; agile; avisé; habile; avec astuce; habilement; ingénieusement; astucieusement-
brillant bijvoeglijk naamwoord
-
astucieux bijvoeglijk naamwoord
-
ingénieuse bijvoeglijk naamwoord
-
ingénieux bijvoeglijk naamwoord
-
averti bijvoeglijk naamwoord
-
agile bijvoeglijk naamwoord
-
avisé bijvoeglijk naamwoord
-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
avec astuce bijvoeglijk naamwoord
-
habilement bijvoeglijk naamwoord
-
ingénieusement bijvoeglijk naamwoord
-
astucieusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
hábil (competente; versado; experto; experimentado)
compétent; apte; capable physiquement; habile; averti-
compétent bijvoeglijk naamwoord
-
apte bijvoeglijk naamwoord
-
capable physiquement bijvoeglijk naamwoord
-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
averti bijvoeglijk naamwoord
-
-
hábil (astuto; exquisito; zorro; bajo; desagradable; malo; antipático; sinvergüenza; secreto; afilado; ducho; redomado; guarro; a escondidas; listo; grosero; canalla; sofisticado; vivo; falso; disimulado; secretamente; desafinado; indecente; taimado; pérfido; cazurro; traicionero; tallado; reticente; despreciable; obsceno; andrajoso; harapiento; solapado; socarrón; a hurtadillas; terriblemente; subrepticio; falsamente; en secreto; falsificado; desacorde; en falso)
vilain; méchant; rusé; malin; hypocrite; sournoisement; perfide; bas; miteux; futé; minable; traître; vil; roué; bassement; perfidement; sournois; fieffé; vilainement; à la dérobée; traîtreusement; à l'insu des autres-
vilain bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
rusé bijvoeglijk naamwoord
-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
hypocrite bijvoeglijk naamwoord
-
sournoisement bijvoeglijk naamwoord
-
perfide bijvoeglijk naamwoord
-
bas bijvoeglijk naamwoord
-
miteux bijvoeglijk naamwoord
-
futé bijvoeglijk naamwoord
-
minable bijvoeglijk naamwoord
-
traître bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
roué bijvoeglijk naamwoord
-
bassement bijvoeglijk naamwoord
-
perfidement bijvoeglijk naamwoord
-
sournois bijvoeglijk naamwoord
-
fieffé bijvoeglijk naamwoord
-
vilainement bijvoeglijk naamwoord
-
à la dérobée bijvoeglijk naamwoord
-
traîtreusement bijvoeglijk naamwoord
-
à l'insu des autres bijvoeglijk naamwoord
-
-
hábil (listo; afilado; mañoso; arriesgado; cuco; furtivo; falso; ciego; astuto; ingenioso; sofisticado; espabilado; ladino; deslizante; avispado; calculador; cazurro; habilidoso; bien calculado)
-
hábil (atractivo; guapa; bonito; listo; bello; capaz; interesante; encantador; inteligente; tentador; buen mozo; de buen ver)
-
hábil (capaz; talentoso; listo; apto; competente; experto; versado; habilidoso; perito; diestro; ducho; entrenado; mañoso; certero; experimentado; sabiondo)
capable; entraîné; compétent; habile; exercé; adroitement; apte; adroit; habilement-
capable bijvoeglijk naamwoord
-
entraîné bijvoeglijk naamwoord
-
compétent bijvoeglijk naamwoord
-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
exercé bijvoeglijk naamwoord
-
adroitement bijvoeglijk naamwoord
-
apte bijvoeglijk naamwoord
-
adroit bijvoeglijk naamwoord
-
habilement bijvoeglijk naamwoord
-
-
hábil (utilizable; útil; valioso; servible; viable; diestro; factible; aprovechado; ducho; mañoso; manejable; inestimable; meritorio; inapreciable; aprovechable; habilidoso; de fácil manejo; digno de mérito)
utilisable; utile; commode-
utilisable bijvoeglijk naamwoord
-
utile bijvoeglijk naamwoord
-
commode bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor hábil:
Verwante woorden van "hábil":
Synoniemen voor "hábil":
Wiktionary: hábil
hábil
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hábil | → capable; expérimenté | ↔ able — skillful |
• hábil | → habile; adroit; agile | ↔ clever — nimble with hands or body |
• hábil | → habile | ↔ deft — skillful |
• hábil | → adroit; habile | ↔ dexterous — skillful with one's hands |
• hábil | → commode; pratique | ↔ handy — easy to use |
• hábil | → vif; vive | ↔ nimble — quick-witted and alert |
• hábil | → adroit; habile | ↔ skilful — possessing skill, skilled |
• hábil | → habile | ↔ skillful — possessing skill |
• hábil | → adroit | ↔ handig — goed met de handen om kunnen gaan |
• hábil | → habile (dans) | ↔ bedreven — ervaren en handig, vakkundig |
• hábil | → capable | ↔ fähig — in der Lage, imstande seiend (etwas zu tun); über die Möglichkeiten verfügen, etwas zu tun |
• hábil | → adroit; habile | ↔ geschickt — von hoch, guter Handfertigkeit, Handwerklichkeit |