Overzicht
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
-
duro:
- mou; efféminé; mol; difficile; dur; compliqué; pénible; péniblement; embarrassant; écrasant; lourd; étreignant; délicat; difficilement; accablant; oppressant; critique; gênant; assommant; pressant; avec peine; bruyant; fort; haut; bruyamment; agité; effervescence; tapageur; tapageuse; à haute voix; tapageusement; impitoyable; durement; sans pitié; inhumain; impitoyablement; rude; violent; qui a la main lourde; brutalement; brutal; rudement; violemment; buté; en rebelle; têtu; récalcitrant; indocile; insubordonnée; à contrecoeur; insoumis; opiniâtre; obstiné; réticent; contrariant; entêté; d'une façon récalcitrante; insensible; indifféremment; impassible; détaché; froid; sans coeur; avec indifférence; indifférent; impassiblement; persévérant; avec persistance; avec persévérance; serré; raide; rebelle; tendu; tenace; fixe; taciturne; rigide; retenu; réservé; intransigeant; inébranlable; inflexible; revêche; fixement; d'une façon récalcitrante; direct; carrément; sans détours; guindé; impressionnant; aigu; pénétrant; avec insistance; de manière pénétrante; perçant; strident; sans merci; agressif; agressivement; sauvage; sauvagement
- durar:
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor duro (Spaans) in het Frans
duro:
-
duro (blando; de puta madre; enormemente; terriblemente; flojo; malo; horroroso; áspero; transpirado; triste; terrible; atroz; radical; tremendamente; horrendo; grave; crudo; bárbaro; deplorable; tremendo; horrible; extremo; excesivo; sudoroso; escalofriante; lastimero; mollicio; lamentable; espantoso; enorme)
-
duro (difícil; complicado)
difficile; dur; compliqué; pénible; péniblement; embarrassant; écrasant; lourd; étreignant; délicat; difficilement; accablant; oppressant; critique; gênant; assommant; pressant; avec peine-
difficile bijvoeglijk naamwoord
-
dur bijvoeglijk naamwoord
-
compliqué bijvoeglijk naamwoord
-
pénible bijvoeglijk naamwoord
-
péniblement bijvoeglijk naamwoord
-
embarrassant bijvoeglijk naamwoord
-
écrasant bijvoeglijk naamwoord
-
lourd bijvoeglijk naamwoord
-
étreignant bijvoeglijk naamwoord
-
délicat bijvoeglijk naamwoord
-
difficilement bijvoeglijk naamwoord
-
accablant bijvoeglijk naamwoord
-
oppressant bijvoeglijk naamwoord
-
critique bijvoeglijk naamwoord
-
gênant bijvoeglijk naamwoord
-
assommant bijvoeglijk naamwoord
-
pressant bijvoeglijk naamwoord
-
avec peine bijvoeglijk naamwoord
-
-
duro (fuerte; alto; riguroso; en voz alta; muy; mucho; tumultuoso; bullicioso; estrepitoso; inflexible; ruidoso; severo; agitado; velozmente; estruendoso)
bruyant; fort; haut; bruyamment; agité; effervescence; tapageur; tapageuse; à haute voix; tapageusement-
bruyant bijvoeglijk naamwoord
-
fort bijvoeglijk naamwoord
-
haut bijvoeglijk naamwoord
-
bruyamment bijvoeglijk naamwoord
-
agité bijvoeglijk naamwoord
-
effervescence bijvoeglijk naamwoord
-
tapageur bijvoeglijk naamwoord
-
tapageuse bijvoeglijk naamwoord
-
à haute voix bijvoeglijk naamwoord
-
tapageusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
duro (cruel; despiadado; insensible; brutal; tremendo; sin miramientos; bestial)
dur; impitoyable; durement; sans pitié; inhumain; impitoyablement-
dur bijvoeglijk naamwoord
-
impitoyable bijvoeglijk naamwoord
-
durement bijvoeglijk naamwoord
-
sans pitié bijvoeglijk naamwoord
-
inhumain bijvoeglijk naamwoord
-
impitoyablement bijvoeglijk naamwoord
-
-
duro (brusco)
rude; violent; qui a la main lourde; brutalement; brutal; rudement; violemment-
rude bijvoeglijk naamwoord
-
violent bijvoeglijk naamwoord
-
qui a la main lourde bijvoeglijk naamwoord
-
brutalement bijvoeglijk naamwoord
-
brutal bijvoeglijk naamwoord
-
rudement bijvoeglijk naamwoord
-
violemment bijvoeglijk naamwoord
-
-
duro (obstinado; empeño; adusto; cabezón; persistente; desabrido; pertinaz; tozudo; rebelde; testarudo; hosco; hirsuto; sedicioso; contumaz; intratable; indócil; no dispuesto a)
buté; en rebelle; têtu; récalcitrant; indocile; insubordonnée; à contrecoeur; insoumis; opiniâtre; obstiné; réticent; contrariant; entêté; d'une façon récalcitrante-
buté bijvoeglijk naamwoord
-
en rebelle bijvoeglijk naamwoord
-
têtu bijvoeglijk naamwoord
-
récalcitrant bijvoeglijk naamwoord
-
indocile bijvoeglijk naamwoord
-
insubordonnée bijvoeglijk naamwoord
-
à contrecoeur bijvoeglijk naamwoord
-
insoumis bijvoeglijk naamwoord
-
opiniâtre bijvoeglijk naamwoord
-
obstiné bijvoeglijk naamwoord
-
réticent bijvoeglijk naamwoord
-
contrariant bijvoeglijk naamwoord
-
entêté bijvoeglijk naamwoord
-
d'une façon récalcitrante bijvoeglijk naamwoord
-
-
duro (despiadado; cruel; inconmovible; insensible; severo; sin corazón)
insensible; impitoyable; indifféremment; impassible; détaché; impitoyablement; froid; sans coeur; avec indifférence; indifférent; impassiblement-
insensible bijvoeglijk naamwoord
-
impitoyable bijvoeglijk naamwoord
-
indifféremment bijvoeglijk naamwoord
-
impassible bijvoeglijk naamwoord
-
détaché bijvoeglijk naamwoord
-
impitoyablement bijvoeglijk naamwoord
-
froid bijvoeglijk naamwoord
-
sans coeur bijvoeglijk naamwoord
-
avec indifférence bijvoeglijk naamwoord
-
indifférent bijvoeglijk naamwoord
-
impassiblement bijvoeglijk naamwoord
-
-
duro (perseverante; resistente; recio)
persévérant; avec persistance; avec persévérance-
persévérant bijvoeglijk naamwoord
-
avec persistance bijvoeglijk naamwoord
-
avec persévérance bijvoeglijk naamwoord
-
-
duro (obstinado; adusto; impenetrable; pedante; hosco; tenaz; cerrado; firme; tieso; tozudo; fijo; testarudo; austero; terco; recio; intransigente; taciturno; empeñado; arisco; tedioso; cabezudo; refractario; hermético; porfiado; pertinaz; hirsuto; empecinado; tesonero; inflexible; contumaz; reacio a)
récalcitrant; serré; raide; rebelle; tendu; tenace; obstiné; en rebelle; insubordonnée; fixe; réticent; taciturne; têtu; rigide; retenu; réservé; impassible; intransigeant; inébranlable; à contrecoeur; insoumis; inflexible; revêche; fixement; indocile; d'une façon récalcitrante-
récalcitrant bijvoeglijk naamwoord
-
serré bijvoeglijk naamwoord
-
raide bijvoeglijk naamwoord
-
rebelle bijvoeglijk naamwoord
-
tendu bijvoeglijk naamwoord
-
tenace bijvoeglijk naamwoord
-
obstiné bijvoeglijk naamwoord
-
en rebelle bijvoeglijk naamwoord
-
insubordonnée bijvoeglijk naamwoord
-
fixe bijvoeglijk naamwoord
-
réticent bijvoeglijk naamwoord
-
taciturne bijvoeglijk naamwoord
-
têtu bijvoeglijk naamwoord
-
rigide bijvoeglijk naamwoord
-
retenu bijvoeglijk naamwoord
-
réservé bijvoeglijk naamwoord
-
impassible bijvoeglijk naamwoord
-
intransigeant bijvoeglijk naamwoord
-
inébranlable bijvoeglijk naamwoord
-
à contrecoeur bijvoeglijk naamwoord
-
insoumis bijvoeglijk naamwoord
-
inflexible bijvoeglijk naamwoord
-
revêche bijvoeglijk naamwoord
-
fixement bijvoeglijk naamwoord
-
indocile bijvoeglijk naamwoord
-
d'une façon récalcitrante bijvoeglijk naamwoord
-
-
duro (crudo)
direct; carrément; sans détours-
direct bijvoeglijk naamwoord
-
carrément bijvoeglijk naamwoord
-
sans détours bijvoeglijk naamwoord
-
-
duro (rígido; tieso)
-
duro (penetrante; agudo; áspero; intenso; acre; fuerte; agrio; severo; deslumbrante; estridente; chillón; encarnizado; con énfasis; con insistencia)
impressionnant; aigu; pénétrant; avec insistance; de manière pénétrante; perçant; strident-
impressionnant bijvoeglijk naamwoord
-
aigu bijvoeglijk naamwoord
-
pénétrant bijvoeglijk naamwoord
-
avec insistance bijvoeglijk naamwoord
-
de manière pénétrante bijvoeglijk naamwoord
-
perçant bijvoeglijk naamwoord
-
strident bijvoeglijk naamwoord
-
-
duro (sin piedad; desapiadado; inclemente; despiadadamente)
-
duro (violento; brusco; con mano dura; con dureza; agresivo; brutal; bruto; chillón)
agressif; violent; violemment; agressivement; sauvage; rude; brutal; brutalement; rudement; sauvagement-
agressif bijvoeglijk naamwoord
-
violent bijvoeglijk naamwoord
-
violemment bijvoeglijk naamwoord
-
agressivement bijvoeglijk naamwoord
-
sauvage bijvoeglijk naamwoord
-
rude bijvoeglijk naamwoord
-
brutal bijvoeglijk naamwoord
-
brutalement bijvoeglijk naamwoord
-
rudement bijvoeglijk naamwoord
-
sauvagement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor duro:
Verwante woorden van "duro":
Synoniemen voor "duro":
Wiktionary: duro
duro
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• duro | → rigoriste; dur; austère; sévère; rigoureux | ↔ dour — stern, harsh and forbidding |
• duro | → dur | ↔ hard — resistant to pressure |
• duro | → dur; difficile | ↔ hard — requiring a lot of effort to do or understand |
• duro | → dur | ↔ hard — severe |
• duro | → dure | ↔ hard — of water, high in dissolved calcium compounds |
• duro | → rude; violent | ↔ rugged — violent, rude |
• duro | → rassis; rance; croupi; vicié; défraîchi | ↔ stale — having lost its freshness |
• duro | → solide | ↔ fest — Physik: wie ein Festkörper; nicht gasförmig oder flüssig |
• duro | → sévère; strict; austère; rigoureux; rigoureuse | ↔ gestreng — veraltend: die Einhaltung der festgelegten Ordnung oder bestimmter Regeln gebietend |
• duro | → dur | ↔ hart — nur mit großem Kraftaufwand verformbar |
• duro | → dur; impitoyable; inflexible; insensible | ↔ hart — nicht von Mitleid, Mitgefühl oder Barmherzigkeit geleitet - derart, dass es an Grausamkeit grenzt. |
duro vorm van durar:
-
durar (perdurar; continuar)
durer; persister; continuer; endurer; persévérer; supporter; résister; subsister; tenir le coup; tenir jusqu'au bout-
durer werkwoord (dure, dures, durons, durez, durent, durais, durait, durions, duriez, duraient, durai, duras, dura, durâmes, durâtes, durèrent, durerai, dureras, durera, durerons, durerez, dureront)
-
persister werkwoord (persiste, persistes, persistons, persistez, persistent, persistais, persistait, persistions, persistiez, persistaient, persistai, persistas, persista, persistâmes, persistâtes, persistèrent, persisterai, persisteras, persistera, persisterons, persisterez, persisteront)
-
continuer werkwoord (continue, continues, continuons, continuez, continuent, continuais, continuait, continuions, continuiez, continuaient, continuai, continuas, continua, continuâmes, continuâtes, continuèrent, continuerai, continueras, continuera, continuerons, continuerez, continueront)
-
endurer werkwoord (endure, endures, endurons, endurez, endurent, endurais, endurait, endurions, enduriez, enduraient, endurai, enduras, endura, endurâmes, endurâtes, endurèrent, endurerai, endureras, endurera, endurerons, endurerez, endureront)
-
persévérer werkwoord (persévère, persévères, persévérons, persévérez, persévèrent, persévérais, persévérait, persévérions, persévériez, persévéraient, persévérai, persévéras, persévéra, persévérâmes, persévérâtes, persévérèrent, persévérerai, persévéreras, persévérera, persévérerons, persévérerez, persévéreront)
-
supporter werkwoord (supporte, supportes, supportons, supportez, supportent, supportais, supportait, supportions, supportiez, supportaient, supportai, supportas, supporta, supportâmes, supportâtes, supportèrent, supporterai, supporteras, supportera, supporterons, supporterez, supporteront)
-
résister werkwoord (résiste, résistes, résistons, résistez, résistent, résistais, résistait, résistions, résistiez, résistaient, résistai, résistas, résista, résistâmes, résistâtes, résistèrent, résisterai, résisteras, résistera, résisterons, résisterez, résisteront)
-
subsister werkwoord (subsiste, subsistes, subsistons, subsistez, subsistent, subsistais, subsistait, subsistions, subsistiez, subsistaient, subsistai, subsistas, subsista, subsistâmes, subsistâtes, subsistèrent, subsisterai, subsisteras, subsistera, subsisterons, subsisterez, subsisteront)
-
tenir le coup werkwoord
-
tenir jusqu'au bout werkwoord
-
Conjugations for durar:
presente
- duro
- duras
- dura
- duramos
- duráis
- duran
imperfecto
- duraba
- durabas
- duraba
- durábamos
- durabais
- duraban
indefinido
- duré
- duraste
- duró
- duramos
- durasteis
- duraron
fut. de ind.
- duraré
- durarás
- durará
- duraremos
- duraréis
- durarán
condic.
- duraría
- durarías
- duraría
- duraríamos
- duraríais
- durarían
pres. de subj.
- que dure
- que dures
- que dure
- que duremos
- que duréis
- que duren
imp. de subj.
- que durara
- que duraras
- que durara
- que duráramos
- que durarais
- que duraran
miscelánea
- ¡dura!
- ¡durad!
- ¡no dures!
- ¡no duréis!
- durado
- durando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor durar:
Synoniemen voor "durar":
Wiktionary: durar
durar
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• durar | → durer | ↔ last — endure, continue over time |
• durar | → durer | ↔ duren — een bepaalde tijd in beslag nemen |
• durar | → persister; continuer; se poursuivre | ↔ andauern — sich weiter fortführen; zeitlich weitergehen |
• durar | → durer | ↔ dauern — (intransitiv) über bestimmten Zeitraum erstrecken, für eine bestimmt Zeitspanne anhalten, währen |