Overzicht
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
-
íntegro:
- intègre; juste; irréprochable; scrupuleux; d'une rectitude irréprochable; vierge; pur; purement; virginal; intact; inaltéré; nature; honnête; sincère; honnêtement; fidèle; franchement; sincèrement; de bonne foi; franc; franche; droit; totalement; total; impeccable; sans défaut; parfaitement; parfait; impeccablement; réel; vraiment; véritable; sage; dévoué; ouvertement; avec franchise; à coeur ouvert; vrai; carrément; direct; réellement; véritablement; vertueux; réelle; loyal; véridique; fidèlement; comme il faut; véridiquement; sans détours; non entamé; inutilement; nouveau; neuf; inoccupé; naturel; non occupé; entier; froid; spontané; intégral; insensible; impassible; vainement; intacte; en entier; qui n'a pas encore servi; non endommagé
-
Wiktionary:
- íntegro → intact
Spaans
Uitgebreide vertaling voor íntegras (Spaans) in het Frans
íntegro:
-
íntegro (recto; honesto; intachable)
intègre; juste; irréprochable; scrupuleux; d'une rectitude irréprochable-
intègre bijvoeglijk naamwoord
-
juste bijvoeglijk naamwoord
-
irréprochable bijvoeglijk naamwoord
-
scrupuleux bijvoeglijk naamwoord
-
d'une rectitude irréprochable bijvoeglijk naamwoord
-
-
íntegro (genuino; virgen; puro; perfecto; intacto; virginal; no corroído; no atacado)
-
íntegro (honesto; sincero; correcto; honrado)
honnête; sincère; honnêtement; fidèle; franchement; sincèrement; de bonne foi; franc; franche; intègre; droit-
honnête bijvoeglijk naamwoord
-
sincère bijvoeglijk naamwoord
-
honnêtement bijvoeglijk naamwoord
-
fidèle bijvoeglijk naamwoord
-
franchement bijvoeglijk naamwoord
-
sincèrement bijvoeglijk naamwoord
-
de bonne foi bijvoeglijk naamwoord
-
franc bijvoeglijk naamwoord
-
franche bijvoeglijk naamwoord
-
intègre bijvoeglijk naamwoord
-
droit bijvoeglijk naamwoord
-
-
íntegro (completamente; totalmente; del todo; pertinente; entero; completo; indiscutible; enteramente; incondicional; absolutamente; sin limitación; total; absoluto; por completo; sin reservas)
-
íntegro (impecable; sano; perfecto; estupendo; entero; intacto; irreprochable; impoluto; sin mancha; en perfectas condicionas)
impeccable; sans défaut; parfaitement; parfait; impeccablement-
impeccable bijvoeglijk naamwoord
-
sans défaut bijvoeglijk naamwoord
-
parfaitement bijvoeglijk naamwoord
-
parfait bijvoeglijk naamwoord
-
impeccablement bijvoeglijk naamwoord
-
-
íntegro (honesto; fiel; puro; directo; ingenuo; auténtico; justo; verdadero; sincero; real; realmente; recto; honrado; veraz; franco; fiable; leal; de verdad; obediente; genuino; francamente; de veras; rotundamente; abiertamente; sin sal; lealmente; no salado; con sinceridad; sin rebozo)
réel; vraiment; véritable; sincère; honnête; franchement; sage; franc; dévoué; ouvertement; avec franchise; à coeur ouvert; droit; vrai; fidèle; carrément; direct; réellement; véritablement; vertueux; intègre; réelle; loyal; véridique; fidèlement; de bonne foi; comme il faut; véridiquement; sans détours-
réel bijvoeglijk naamwoord
-
vraiment bijvoeglijk naamwoord
-
véritable bijvoeglijk naamwoord
-
sincère bijvoeglijk naamwoord
-
honnête bijvoeglijk naamwoord
-
franchement bijvoeglijk naamwoord
-
sage bijvoeglijk naamwoord
-
franc bijvoeglijk naamwoord
-
dévoué bijvoeglijk naamwoord
-
ouvertement bijvoeglijk naamwoord
-
avec franchise bijvoeglijk naamwoord
-
à coeur ouvert bijvoeglijk naamwoord
-
droit bijvoeglijk naamwoord
-
vrai bijvoeglijk naamwoord
-
fidèle bijvoeglijk naamwoord
-
carrément bijvoeglijk naamwoord
-
direct bijvoeglijk naamwoord
-
réellement bijvoeglijk naamwoord
-
véritablement bijvoeglijk naamwoord
-
vertueux bijvoeglijk naamwoord
-
intègre bijvoeglijk naamwoord
-
réelle bijvoeglijk naamwoord
-
loyal bijvoeglijk naamwoord
-
véridique bijvoeglijk naamwoord
-
fidèlement bijvoeglijk naamwoord
-
de bonne foi bijvoeglijk naamwoord
-
comme il faut bijvoeglijk naamwoord
-
véridiquement bijvoeglijk naamwoord
-
sans détours bijvoeglijk naamwoord
-
-
íntegro (desinflado; creído; agotado; impávido; no atacado; pijo; intacto; inalterable; imperturbable; nuevo; vacío; entero; ciego; vano; reciente; falso; presumido; virgen; astuto; sereno; moderno; vanidoso; ocioso; engreído; desocupado; exhausto; inmutable; vacuo; vanal; impertérrito; no corroído; sin usar; sin afectación; sin emoción; sin probar)
non entamé; inutilement; nouveau; inaltéré; neuf; pur; inoccupé; naturel; virginal; non occupé; entier; froid; vierge; spontané; intégral; insensible; impassible; vainement; intact; intacte; en entier; qui n'a pas encore servi-
non entamé bijvoeglijk naamwoord
-
inutilement bijvoeglijk naamwoord
-
nouveau bijvoeglijk naamwoord
-
inaltéré bijvoeglijk naamwoord
-
neuf bijvoeglijk naamwoord
-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
inoccupé bijvoeglijk naamwoord
-
naturel bijvoeglijk naamwoord
-
virginal bijvoeglijk naamwoord
-
non occupé bijvoeglijk naamwoord
-
entier bijvoeglijk naamwoord
-
froid bijvoeglijk naamwoord
-
vierge bijvoeglijk naamwoord
-
spontané bijvoeglijk naamwoord
-
intégral bijvoeglijk naamwoord
-
insensible bijvoeglijk naamwoord
-
impassible bijvoeglijk naamwoord
-
vainement bijvoeglijk naamwoord
-
intact bijvoeglijk naamwoord
-
intacte bijvoeglijk naamwoord
-
en entier bijvoeglijk naamwoord
-
qui n'a pas encore servi bijvoeglijk naamwoord
-
-
íntegro (ileso; no averiado; indemne; bien; entero; intacto; sano y salvo; en buen estado)
non endommagé; intact; intacte-
non endommagé bijvoeglijk naamwoord
-
intact bijvoeglijk naamwoord
-
intacte bijvoeglijk naamwoord
-
-
íntegro (intacto; entero; completo; integral; sereno; imperturbable; impávido; impertérrito)
Vertaal Matrix voor íntegro:
Verwante woorden van "íntegro":
Synoniemen voor "íntegro":
Computer vertaling door derden: