Overzicht
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
-
grosero:
- nigaud; imbécile; plouc; dadais; cruche; paysan; rustre; sauvage; homme grossier; homme rude; manant; type insolent; cutéreux; fermier; péquenot; lourdaud; balourd; impertinence; grossièreté; impolitesse; indélicatesse
- grossier; impoli; à la paysanne; mal élévée; grossièrement; impolie; mal élevé; à toute évidence; grossière; vulgaire; ordinaire; banal; vulgairement; populaire; populacier; commun; trivial; d'une façon vulgaire; vilain; méchant; rusé; malin; hypocrite; sournoisement; perfide; bas; miteux; futé; minable; traître; vil; roué; bassement; perfidement; sournois; fieffé; vilainement; à la dérobée; traîtreusement; à l'insu des autres; basse; mauvais; méprisable; peu élevé; ignoblement; quotidien; odieux; ignoble; vachement; généralement admis; courant; infect; ordinairement; déshonorant; habituel; normal; infâme; usuel; honteusement; d'usage; sans scrupules; odieusement; rustre; non civilisé; maladroit; ossu; qui a de gros os; qui a une grosse ossature; insolent; impertinent; champêtre; rustique; rural; campagnard; villageois; rustaud; en rustre; de façon rustique; cruel; canidé; offensant; outrageant; indécent; choquant; scandaleux; honteux; injurieux; prétentieux; effronté; présomptueux; insolemment; sans gêne; prétentieusement; impertinemment; sans façons; effrontément; sans vergogne; impudent; impudemment; sans se gêner; inhumain; féroce; barbare; épouvantable; rude; répugnant; brutal; durement; cruelle; affreusement; affreux; impitoyable; monstrueux; sans pitié; atroce; terrible; dur; abominable; terrifiant; hideux; brutalement; rêche; atrocement; cruellement; férocement; hideusement; inhumainement
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor grosero (Spaans) in het Frans
grosero:
-
el grosero (bruto; palurdo; pedazo de animal; gamberro; patán; tonto; paleto; granuja; mal educado; mentecato; persona torpe; cateto; ala; torpe)
-
el grosero (descarado)
-
el grosero (sinvergüenza; torpe; bruto; maleducado; gamberro; patán; mal educado; persona torpe; pedazón)
-
el grosero (paleto; mentecato; capullo; bruto; tonto; campesino; torpe; agricultor; granjero; granuja; patán; palurdo; cateto; eructo; mal educado; pedazo de animal; persona torpe)
-
el grosero (campesino; capullo; persona torpe; tonto; torpe; bruto; jota; agricultor; granjero; paleto; granuja; patán; mentecato; palurdo; aldeano; cateto; eructo; mal educado)
-
el grosero (paleto; gamberro; patán; granjero; palurdo; mastuerzo; proleta; trozón; campesino; torpe; bruto; desgraciado; maleducado; granuja; miserable; aldeano; mal educado; persona torpe; pedazón)
-
el grosero (persona torpe; tonto; torpe; bruto; patán; palurdo; mal educado)
-
el grosero (descortesía; grosería; insolencia; rudeza)
-
grosero (maleducado; descortés)
grossier; impoli; à la paysanne; mal élévée; grossièrement; impolie; mal élevé; à toute évidence; grossière-
grossier bijvoeglijk naamwoord
-
impoli bijvoeglijk naamwoord
-
à la paysanne bijvoeglijk naamwoord
-
mal élévée bijvoeglijk naamwoord
-
grossièrement bijvoeglijk naamwoord
-
impolie bijvoeglijk naamwoord
-
mal élevé bijvoeglijk naamwoord
-
à toute évidence bijvoeglijk naamwoord
-
grossière bijvoeglijk naamwoord
-
-
grosero (vulgar; bajo)
vulgaire; ordinaire; banal; grossier; vulgairement; populaire; populacier; commun; trivial; d'une façon vulgaire-
vulgaire bijvoeglijk naamwoord
-
ordinaire bijvoeglijk naamwoord
-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
grossier bijvoeglijk naamwoord
-
vulgairement bijvoeglijk naamwoord
-
populaire bijvoeglijk naamwoord
-
populacier bijvoeglijk naamwoord
-
commun bijvoeglijk naamwoord
-
trivial bijvoeglijk naamwoord
-
d'une façon vulgaire bijvoeglijk naamwoord
-
-
grosero (astuto; exquisito; zorro; bajo; desagradable; malo; antipático; sinvergüenza; secreto; afilado; ducho; redomado; guarro; a escondidas; listo; canalla; sofisticado; vivo; falso; disimulado; secretamente; hábil; desafinado; indecente; taimado; pérfido; cazurro; traicionero; tallado; reticente; despreciable; obsceno; andrajoso; harapiento; solapado; socarrón; a hurtadillas; terriblemente; subrepticio; falsamente; en secreto; falsificado; desacorde; en falso)
vilain; méchant; rusé; malin; hypocrite; sournoisement; perfide; bas; miteux; futé; minable; traître; vil; roué; bassement; perfidement; sournois; fieffé; vilainement; à la dérobée; traîtreusement; à l'insu des autres-
vilain bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
rusé bijvoeglijk naamwoord
-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
hypocrite bijvoeglijk naamwoord
-
sournoisement bijvoeglijk naamwoord
-
perfide bijvoeglijk naamwoord
-
bas bijvoeglijk naamwoord
-
miteux bijvoeglijk naamwoord
-
futé bijvoeglijk naamwoord
-
minable bijvoeglijk naamwoord
-
traître bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
roué bijvoeglijk naamwoord
-
bassement bijvoeglijk naamwoord
-
perfidement bijvoeglijk naamwoord
-
sournois bijvoeglijk naamwoord
-
fieffé bijvoeglijk naamwoord
-
vilainement bijvoeglijk naamwoord
-
à la dérobée bijvoeglijk naamwoord
-
traîtreusement bijvoeglijk naamwoord
-
à l'insu des autres bijvoeglijk naamwoord
-
-
grosero (andrajoso; bajo; malo; pequeño; inferior; menos; común; indigno; bajamente; realmente; sencillo; general; guarro; mezquino; limitado; sencillamente; soez; corriente; grave; normalmente; habitual; acostumbrado; vil; simplemente; verdaderamente; ordinario; canalla; francamente; ruin; usual; infame; criminal; indecente; comúnmente; obsceno; módico; harapiento; como siempre; sin más; ignominioso; habituado a; deshonroso; vilmente; oxidante; así como así; innoble; a sotavento)
basse; bas; méchant; mauvais; méprisable; ordinaire; peu élevé; ignoblement; quotidien; odieux; ignoble; bassement; vachement; généralement admis; courant; vil; infect; ordinairement; déshonorant; habituel; normal; infâme; usuel; honteusement; d'usage; sans scrupules; odieusement-
basse bijvoeglijk naamwoord
-
bas bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
mauvais bijvoeglijk naamwoord
-
méprisable bijvoeglijk naamwoord
-
ordinaire bijvoeglijk naamwoord
-
peu élevé bijvoeglijk naamwoord
-
ignoblement bijvoeglijk naamwoord
-
quotidien bijvoeglijk naamwoord
-
odieux bijvoeglijk naamwoord
-
ignoble bijvoeglijk naamwoord
-
bassement bijvoeglijk naamwoord
-
vachement bijvoeglijk naamwoord
-
généralement admis bijvoeglijk naamwoord
-
courant bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
infect bijvoeglijk naamwoord
-
ordinairement bijvoeglijk naamwoord
-
déshonorant bijvoeglijk naamwoord
-
habituel bijvoeglijk naamwoord
-
normal bijvoeglijk naamwoord
-
infâme bijvoeglijk naamwoord
-
usuel bijvoeglijk naamwoord
-
honteusement bijvoeglijk naamwoord
-
d'usage bijvoeglijk naamwoord
-
sans scrupules bijvoeglijk naamwoord
-
odieusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
grosero (maleducado; torpe; romo; bruto; insolente; primitivo; descortés; desmañado; mal educado; mal criado; incivilizado; desafilado)
-
grosero (burdo; basto; grueso; tosco; desafilado)
ossu; qui a de gros os; qui a une grosse ossature-
ossu bijvoeglijk naamwoord
-
qui a de gros os bijvoeglijk naamwoord
-
qui a une grosse ossature bijvoeglijk naamwoord
-
-
grosero (impertinente; fastidioso; desfachatado; descarado; desagradable; incorrecto; desconsiderado; mal educado; con mala educación; demasiado desenvuelto)
-
grosero (bruto; rudo)
-
grosero (de pueblo; campesino; rural; torpe; bruto; nacional; maleducado; incapaz; rústico; tosco; aturdido; insolente; pastoral; palurdo; aldeano; campestre; zafio; pastoril; zote; desmañado; mal educado; inhábil; mastuerzo; en estado natural)
champêtre; rustique; rural; grossier; rustre; campagnard; villageois; rustaud; en rustre; de façon rustique; à la paysanne-
champêtre bijvoeglijk naamwoord
-
rustique bijvoeglijk naamwoord
-
rural bijvoeglijk naamwoord
-
grossier bijvoeglijk naamwoord
-
rustre bijvoeglijk naamwoord
-
campagnard bijvoeglijk naamwoord
-
villageois bijvoeglijk naamwoord
-
rustaud bijvoeglijk naamwoord
-
en rustre bijvoeglijk naamwoord
-
de façon rustique bijvoeglijk naamwoord
-
à la paysanne bijvoeglijk naamwoord
-
-
grosero (insolente)
-
grosero (chocante; ofensivo; hiriente; palurdo; atacante; bruto; doloroso; insolente; escandaloso; desvergonzado; indecente; descortés; desmañado; sin modales; afrentoso)
offensant; outrageant; grossier; indécent; choquant; scandaleux; honteux; injurieux-
offensant bijvoeglijk naamwoord
-
outrageant bijvoeglijk naamwoord
-
grossier bijvoeglijk naamwoord
-
indécent bijvoeglijk naamwoord
-
choquant bijvoeglijk naamwoord
-
scandaleux bijvoeglijk naamwoord
-
honteux bijvoeglijk naamwoord
-
injurieux bijvoeglijk naamwoord
-
-
grosero (canallesco; áspero; grueso; vulgar; basto; rudo; tosco; ruin; burdo; chabacano)
-
grosero (maleducado; torpe; insolente; bruto; incapaz; tosco; aturdido; palurdo; primitivo; romo; mal educado; mal criado; inhábil; mastuerzo; incivilizado; desafilado)
-
grosero (bajo; sinvergüenza; a sotavento; malo; vil; indigno; ordinario; infame; indecente; obsceno; andrajoso; vilmente; bajamente; innoble)
-
grosero (bruto; desmañado; palurdo; sin vergüenza; zote; sin respeto; fresco; rural; campesino; torpe; descarado; nacional; maleducado; incapaz; rústico; impertinente; tosco; aturdido; fastidioso; insolente; arrogante; pastoral; aldeano; desvergonzado; campestre; descortés; zafio; pastoril; de pueblo; mal educado; inhábil; mastuerzo; desfachatado; en estado natural; con desenvoltura; demasiado desenvuelto)
prétentieux; effronté; insolent; rustre; champêtre; présomptueux; insolemment; sans gêne; prétentieusement; impertinemment; sans façons; effrontément; rustaud; sans vergogne; à la paysanne; rural; grossier; rustique; impertinent; campagnard; villageois; grossièrement; impudent; impudemment; en rustre; de façon rustique; sans se gêner-
prétentieux bijvoeglijk naamwoord
-
effronté bijvoeglijk naamwoord
-
insolent bijvoeglijk naamwoord
-
rustre bijvoeglijk naamwoord
-
champêtre bijvoeglijk naamwoord
-
présomptueux bijvoeglijk naamwoord
-
insolemment bijvoeglijk naamwoord
-
sans gêne bijvoeglijk naamwoord
-
prétentieusement bijvoeglijk naamwoord
-
impertinemment bijvoeglijk naamwoord
-
sans façons bijvoeglijk naamwoord
-
effrontément bijvoeglijk naamwoord
-
rustaud bijvoeglijk naamwoord
-
sans vergogne bijvoeglijk naamwoord
-
à la paysanne bijvoeglijk naamwoord
-
rural bijvoeglijk naamwoord
-
grossier bijvoeglijk naamwoord
-
rustique bijvoeglijk naamwoord
-
impertinent bijvoeglijk naamwoord
-
campagnard bijvoeglijk naamwoord
-
villageois bijvoeglijk naamwoord
-
grossièrement bijvoeglijk naamwoord
-
impudent bijvoeglijk naamwoord
-
impudemment bijvoeglijk naamwoord
-
en rustre bijvoeglijk naamwoord
-
de façon rustique bijvoeglijk naamwoord
-
sans se gêner bijvoeglijk naamwoord
-
-
grosero (atroz; salvaje; espeluznante; espantoso; feroz; repugnante; brutal; bestial; inhumano; sobrehumano; crudo; horrible; extraordinario; terrible; tosco; bruto; cruel; horroroso; bárbaro; escalofriante; estremecedor; repulsivo; horrendo; monstruoso)
inhumain; féroce; barbare; épouvantable; rude; cruel; répugnant; brutal; durement; cruelle; affreusement; affreux; impitoyable; monstrueux; sans pitié; atroce; terrible; dur; abominable; terrifiant; hideux; brutalement; rêche; atrocement; cruellement; férocement; hideusement; inhumainement-
inhumain bijvoeglijk naamwoord
-
féroce bijvoeglijk naamwoord
-
barbare bijvoeglijk naamwoord
-
épouvantable bijvoeglijk naamwoord
-
rude bijvoeglijk naamwoord
-
cruel bijvoeglijk naamwoord
-
répugnant bijvoeglijk naamwoord
-
brutal bijvoeglijk naamwoord
-
durement bijvoeglijk naamwoord
-
cruelle bijvoeglijk naamwoord
-
affreusement bijvoeglijk naamwoord
-
affreux bijvoeglijk naamwoord
-
impitoyable bijvoeglijk naamwoord
-
monstrueux bijvoeglijk naamwoord
-
sans pitié bijvoeglijk naamwoord
-
atroce bijvoeglijk naamwoord
-
terrible bijvoeglijk naamwoord
-
dur bijvoeglijk naamwoord
-
abominable bijvoeglijk naamwoord
-
terrifiant bijvoeglijk naamwoord
-
hideux bijvoeglijk naamwoord
-
brutalement bijvoeglijk naamwoord
-
rêche bijvoeglijk naamwoord
-
atrocement bijvoeglijk naamwoord
-
cruellement bijvoeglijk naamwoord
-
férocement bijvoeglijk naamwoord
-
hideusement bijvoeglijk naamwoord
-
inhumainement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor grosero:
Verwante woorden van "grosero":
Synoniemen voor "grosero":
Wiktionary: grosero
grosero
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• grosero | → brut; brute | ↔ coarse — of inferior quality |
• grosero | → vulgaire | ↔ coarse — not refined |
• grosero | → fraîche; frais | ↔ fresh — rude or inappropriate |
• grosero | → pesant; maladroit; béotien; grossier; conformiste | ↔ ponderous — clumsy, unwieldy, or slow, especially due to weight |
• grosero | → grossier | ↔ ruw — grof, onbesuisd |
• grosero | → bourru; rude | ↔ grob — bezogen auf Personen: ungelenk, ungeschickt, unerzogen, ungebildet, bäurisch, gewalttätig |
Computer vertaling door derden: