Overzicht
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
- firma:
-
firme:
- fort; solide; costaud; robuste; stable; solidement; ferme; vigoureux; fermement; inébranlable; déterminé; décidé; avec fermeté; sûr; certainement; sans doute; assurément; véritablement; vraiment; certes; véridiquement; mais si!; persévérant; irréductible; immuable; tenace; constant; constamment; résistant; récalcitrant; serré; raide; rebelle; tendu; obstiné; en rebelle; insubordonnée; fixe; réticent; taciturne; têtu; rigide; retenu; réservé; impassible; intransigeant; à contrecoeur; insoumis; inflexible; revêche; fixement; indocile; d'une façon récalcitrante; agissant; résolu; intrépide; hardi; crâne; efficace; brave; expéditif; de façon décidée; énorme; volumineux; résolument; de façon déterminée
- firmar:
-
Wiktionary:
- firma → signature
- firma → signature, société en nom collectif
- firme → dur, ferme, sûr
- firme → catégorique, inflexible, assuré, déterminé, régulier, stable, valiente, énergique, courageux, décidé, solide, violent, ferme, arrêté, inébranlable, intrépide, vaillant
- firmar → signer
- firmar → cosigner, signer, avoir comme raison sociale, parafer, parapher, ratifier, solder, acquitter, contresigner, quittancer, enregistrer, inscrire, attester, souscrire
Spaans
Uitgebreide vertaling voor firma (Spaans) in het Frans
firma:
-
la firma (grupo de comércios; compañía; casa; empresa comercial; compañía mercantil; casa de comercio; cuerpo; empresa mercantil)
-
la firma (autógrafo; dibujo; diseño)
-
la firma (firma digital)
-
la firma (firma de correo electrónico)
-
la firma (signatura)
-
firma (Cia.)
Vertaal Matrix voor firma:
Verwante woorden van "firma":
Synoniemen voor "firma":
Wiktionary: firma
firma
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• firma | → signature | ↔ autograph — signature |
• firma | → signature | ↔ signature — person’s autograph name |
• firma | → signature | ↔ tekening — een ondertekening |
• firma | → société en nom collectif | ↔ firma — een handelsvennootschap waarbij de vennoten hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk zijn |
• firma | → signature | ↔ Signatur — (abgekürzte) Unterschrift um zum Beispiel ein Schriftstück zu bestätigen |
• firma | → signature | ↔ Unterschrift — meist eigenhändig geschriebener Namenszug, der als Bestätigung unter ein Dokument gesetzt wird |
firma vorm van firme:
-
firme (fornido; fuerte; poderoso; musculoso; potente)
-
firme (estable)
-
firme (con firmeza; fuerte; duradero; con fuerza; justo; considerable; resistente; vigoroso; considerablemente; fuertemente; firmemente; irrefutable; inquebrantable)
ferme; vigoureux; fort; costaud; robuste; fermement; solide; stable; inébranlable; solidement-
ferme bijvoeglijk naamwoord
-
vigoureux bijvoeglijk naamwoord
-
fort bijvoeglijk naamwoord
-
costaud bijvoeglijk naamwoord
-
robuste bijvoeglijk naamwoord
-
fermement bijvoeglijk naamwoord
-
solide bijvoeglijk naamwoord
-
stable bijvoeglijk naamwoord
-
inébranlable bijvoeglijk naamwoord
-
solidement bijvoeglijk naamwoord
-
-
firme (decidido; gallardo; notable; intenso; resuelto; considerable; considerablemente; resoluto; muy fuerte; arrojado; alentado; animoso; corpulento; drástico; de buena salud)
déterminé; décidé; avec fermeté-
déterminé bijvoeglijk naamwoord
-
décidé bijvoeglijk naamwoord
-
avec fermeté bijvoeglijk naamwoord
-
-
firme (efectivamente; seguro; cierto; sin falta; en efecto; resuelto)
sûr; certainement; sans doute; assurément; véritablement; vraiment; certes; véridiquement; mais si!-
sûr bijvoeglijk naamwoord
-
certainement bijvoeglijk naamwoord
-
sans doute bijvoeglijk naamwoord
-
assurément bijvoeglijk naamwoord
-
véritablement bijvoeglijk naamwoord
-
vraiment bijvoeglijk naamwoord
-
certes bijvoeglijk naamwoord
-
véridiquement bijvoeglijk naamwoord
-
mais si! bijvoeglijk naamwoord
-
-
firme (inquebrantable; irrefutable)
persévérant; vigoureux; irréductible; inébranlable; ferme; immuable; fermement; tenace; constant; constamment-
persévérant bijvoeglijk naamwoord
-
vigoureux bijvoeglijk naamwoord
-
irréductible bijvoeglijk naamwoord
-
inébranlable bijvoeglijk naamwoord
-
ferme bijvoeglijk naamwoord
-
immuable bijvoeglijk naamwoord
-
fermement bijvoeglijk naamwoord
-
tenace bijvoeglijk naamwoord
-
constant bijvoeglijk naamwoord
-
constamment bijvoeglijk naamwoord
-
-
firme (fijo; estable; sólido; duradero; inmóvil)
-
firme (obstinado; adusto; impenetrable; pedante; hosco; tenaz; duro; cerrado; tieso; tozudo; fijo; testarudo; austero; terco; recio; intransigente; taciturno; empeñado; arisco; tedioso; cabezudo; refractario; hermético; porfiado; pertinaz; hirsuto; empecinado; tesonero; inflexible; contumaz; reacio a)
récalcitrant; serré; raide; rebelle; tendu; tenace; obstiné; en rebelle; insubordonnée; fixe; réticent; taciturne; têtu; rigide; retenu; réservé; impassible; intransigeant; inébranlable; à contrecoeur; insoumis; inflexible; revêche; fixement; indocile; d'une façon récalcitrante-
récalcitrant bijvoeglijk naamwoord
-
serré bijvoeglijk naamwoord
-
raide bijvoeglijk naamwoord
-
rebelle bijvoeglijk naamwoord
-
tendu bijvoeglijk naamwoord
-
tenace bijvoeglijk naamwoord
-
obstiné bijvoeglijk naamwoord
-
en rebelle bijvoeglijk naamwoord
-
insubordonnée bijvoeglijk naamwoord
-
fixe bijvoeglijk naamwoord
-
réticent bijvoeglijk naamwoord
-
taciturne bijvoeglijk naamwoord
-
têtu bijvoeglijk naamwoord
-
rigide bijvoeglijk naamwoord
-
retenu bijvoeglijk naamwoord
-
réservé bijvoeglijk naamwoord
-
impassible bijvoeglijk naamwoord
-
intransigeant bijvoeglijk naamwoord
-
inébranlable bijvoeglijk naamwoord
-
à contrecoeur bijvoeglijk naamwoord
-
insoumis bijvoeglijk naamwoord
-
inflexible bijvoeglijk naamwoord
-
revêche bijvoeglijk naamwoord
-
fixement bijvoeglijk naamwoord
-
indocile bijvoeglijk naamwoord
-
d'une façon récalcitrante bijvoeglijk naamwoord
-
-
firme (sólido; fuerte; digno de confianza; estable; honesto; resistente; seriamente)
-
firme (decidido; resuelto; intrépido; decididamente)
agissant; ferme; résolu; intrépide; sûr; hardi; crâne; efficace; décidé; brave; expéditif; de façon décidée-
agissant bijvoeglijk naamwoord
-
ferme bijvoeglijk naamwoord
-
résolu bijvoeglijk naamwoord
-
intrépide bijvoeglijk naamwoord
-
sûr bijvoeglijk naamwoord
-
hardi bijvoeglijk naamwoord
-
crâne bijvoeglijk naamwoord
-
efficace bijvoeglijk naamwoord
-
décidé bijvoeglijk naamwoord
-
brave bijvoeglijk naamwoord
-
expéditif bijvoeglijk naamwoord
-
de façon décidée bijvoeglijk naamwoord
-
-
firme (de buena salud; ancho; a lo ancho; grande; mayor; gran; alto; fuerte; amplio; robusto; fuertemente; vasto; vigoroso; con fuerza)
costaud; énorme; volumineux; robuste-
costaud bijvoeglijk naamwoord
-
énorme bijvoeglijk naamwoord
-
volumineux bijvoeglijk naamwoord
-
robuste bijvoeglijk naamwoord
-
-
firme (firmemente decidido; resoluto; con empeño; decidido; resuelto; con firmeza)
déterminé; décidé; résolu; fermement; résolument; avec fermeté; ferme; de façon déterminée-
déterminé bijvoeglijk naamwoord
-
décidé bijvoeglijk naamwoord
-
résolu bijvoeglijk naamwoord
-
fermement bijvoeglijk naamwoord
-
résolument bijvoeglijk naamwoord
-
avec fermeté bijvoeglijk naamwoord
-
ferme bijvoeglijk naamwoord
-
de façon déterminée bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor firme:
Verwante woorden van "firme":
Synoniemen voor "firme":
Wiktionary: firme
firme
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• firme | → catégorique; inflexible | ↔ adamant — determined; unshakeable; unyielding |
• firme | → assuré | ↔ assertive — boldly self-assured |
• firme | → déterminé | ↔ steadfast — fixed or unchanging; steady |
• firme | → régulier | ↔ steady — regular and even |
• firme | → stable | ↔ stabiel — standvastig, duurzaam |
• firme | → valiente; énergique; courageux | ↔ flink — sterk van karakter |
• firme | → décidé | ↔ dezidiert — von Entscheidungen, Anweisungen, Meinungen, Forderungen: auf eindeutige und bestimmte Weise |
• firme | → solide; énergique; violent; ferme | ↔ fest — vollkommen, vollständig, energisch, von hoch Intensität, Stärke, mit großer Macht, Wucht |
• firme | → arrêté | ↔ fest — übertragen: unveränderbar, unverrückbar, unabänderbar |
• firme | → ferme | ↔ fest — übertragen: sicher, gebunden, stabil, auf solider Grundlage |
• firme | → inébranlable | ↔ unerschütterlich — durch nichts zu erschüttern |
• firme | → courageux; intrépide; vaillant | ↔ unverzagt — Mut und Entschlossenheit zeigend |
firmar:
-
firmar
-
firmar (contrastar; trazar; caracterizar; visar; calcar; rubricar; perfilarse; dibujarse; recortarse; firmar la recepción)
contraster; marquer-
contraster werkwoord (contraste, contrastes, contrastons, contrastez, contrastent, contrastais, contrastait, contrastions, contrastiez, contrastaient, contrastai, contrastas, contrasta, contrastâmes, contrastâtes, contrastèrent, contrasterai, contrasteras, contrastera, contrasterons, contrasterez, contrasteront)
-
marquer werkwoord (marque, marques, marquons, marquez, marquent, marquais, marquait, marquions, marquiez, marquaient, marquai, marquas, marqua, marquâmes, marquâtes, marquèrent, marquerai, marqueras, marquera, marquerons, marquerez, marqueront)
-
-
firmar (rubricar; firmar la recepción; caracterizar; visar)
parapher; signer; circonscrire-
parapher werkwoord (paraphe, paraphes, paraphons, paraphez, paraphent, paraphais, paraphait, paraphions, paraphiez, paraphaient, paraphai, paraphas, parapha, paraphâmes, paraphâtes, paraphèrent, parapherai, parapheras, paraphera, parapherons, parapherez, parapheront)
-
signer werkwoord (signe, signes, signons, signez, signent, signais, signait, signions, signiez, signaient, signai, signas, signa, signâmes, signâtes, signèrent, signerai, signeras, signera, signerons, signerez, signeront)
-
circonscrire werkwoord (circonscris, circonscrit, circonscrivons, circonscrivez, circonscrivent, circonscrivais, circonscrivait, circonscrivions, circonscriviez, circonscrivaient, circonscrivis, circonscrivit, circonscrivîmes, circonscrivîtes, circonscrivirent, circonscrirai, circonscriras, circonscrira, circonscrirons, circonscrirez, circonscriront)
-
-
firmar (contraer; concernir)
conclure un contrat; engager par contrat-
conclure un contrat werkwoord
-
engager par contrat werkwoord
-
-
firmar (entrar en vigencia; entrar en vigor)
-
firmar (registrar; apuntar; inscribir; anotar; protocolizar)
enregistrer; inscrire-
enregistrer werkwoord (enregistre, enregistres, enregistrons, enregistrez, enregistrent, enregistrais, enregistrait, enregistrions, enregistriez, enregistraient, enregistrai, enregistras, enregistra, enregistrâmes, enregistrâtes, enregistrèrent, enregistrerai, enregistreras, enregistrera, enregistrerons, enregistrerez, enregistreront)
-
inscrire werkwoord (inscris, inscrit, inscrivons, inscrivez, inscrivent, inscrivais, inscrivait, inscrivions, inscriviez, inscrivaient, inscrivis, inscrivit, inscrivîmes, inscrivîtes, inscrivirent, inscrirai, inscriras, inscrira, inscrirons, inscrirez, inscriront)
-
Conjugations for firmar:
presente
- firmo
- firmas
- firma
- firmamos
- firmáis
- firman
imperfecto
- firmaba
- firmabas
- firmaba
- firmábamos
- firmabais
- firmaban
indefinido
- firmé
- firmaste
- firmó
- firmamos
- firmasteis
- firmaron
fut. de ind.
- firmaré
- firmarás
- firmará
- firmaremos
- firmaréis
- firmarán
condic.
- firmaría
- firmarías
- firmaría
- firmaríamos
- firmaríais
- firmarían
pres. de subj.
- que firme
- que firmes
- que firme
- que firmemos
- que firméis
- que firmen
imp. de subj.
- que firmara
- que firmaras
- que firmara
- que firmáramos
- que firmarais
- que firmaran
miscelánea
- ¡firma!
- ¡firmad!
- ¡no firmes!
- ¡no firméis!
- firmado
- firmando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor firmar:
Synoniemen voor "firmar":
Wiktionary: firmar
firmar
Cross Translation:
verb
-
À trier
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• firmar | → cosigner | ↔ cosign — to sign a document jointly with another person |
• firmar | → signer | ↔ sign — to make (a document) official by writing one's signature |
• firmar | → signer | ↔ sign — to write one's signature on a document |
• firmar | → signer | ↔ sign — to write one's signature somewhere |
• firmar | → avoir comme raison sociale | ↔ firmieren — einen bestimmten Firmennamen benutzen und mit diesem unterzeichnen |
• firmar | → parafer; parapher | ↔ paraphieren — einen Vertrag, Vertragsentwurf oder ein Verhandlungsprotokoll als Bevollmächtigter vorläufig unterzeichnen |
• firmar | → signer | ↔ signieren — etwas unterzeichnen |
• firmar | → signer | ↔ unterschreiben — ein Dokument mit der Unterschrift des eigenen Namens versehen |
• firmar | → signer; ratifier; solder; acquitter; contresigner; parapher; quittancer; enregistrer; inscrire; attester; souscrire | ↔ zeichnen — (transitiv) unterzeichnen |