Overzicht
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
- pose:
- posar:
- posarse:
- Wiktionary:
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
- pose:
-
posé:
- tranquilo; sosegadamente; calmo; quedo; quieto; tranquilamente; frío; simpático; amoroso; agradable; amable; cordial; sociable; en calma; liso; ponderado; impasible; calmado; jovial; flemático; sereno; amistoso; apacible; manso; afable; pacífico; indiferente; amigable; afectuoso; sosegado; inmóvil; complaciente; inmutable; imperturbable; benévolo; calmoso; imperturable; sin inmutarse; puesto; colocado; metido; recogido; retraído; revocado; establecido; retirado; asentado; anulado; ensimismado; con sede en
-
poser:
- poner; depositar; situar; deponer; mover; estacionar; publicar; derribar; destinar; depositar sobre; colocar; meter; encajar; engarzar; aplicar; tumbar; acomodar; posicionar; montar; fijar; ubicar; tender; jugar; pagar; hacer; invertir; reducir; componer; colocarse; hacer arreglos musicales; designar; nominar; contratar; nombrar; aparcar; instalar; estar echado
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor pose (Spaans) in het Frans
pose:
-
la pose (ínfulas; comportamiento; aire; humos; postura; aires; traza; actitud afectada)
Vertaal Matrix voor pose:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
airs | actitud afectada; aire; aires; comportamiento; humos; pose; postura; traza; ínfulas | |
allure | actitud afectada; aire; aires; comportamiento; humos; pose; postura; traza; ínfulas | a todo correr; afán; agilidad; aire; apresuramiento; aspecto; cara; celeridad; celo; embarcación; esmero; estilo; expresión; figura; fluidez; incidente; ligereza; manera de andar; marcha; navegación; paso; premura; pretexto; prisa; prontitud; rapidez; ritmo; semblante; soltura; tempo; tiempo; velocidad; velocidad de marcha; vivacidad |
apparence | actitud afectada; aire; aires; comportamiento; humos; pose; postura; traza; ínfulas | aire; aparición; apariencia; aspecto; cara; estilo; expresión; exterior; fachada; farsa; fase; figura; ilusión; máscara; pretensión; pretexto; semblante; tamaño |
Verwante woorden van "pose":
posar:
-
el posar
Vertaal Matrix voor posar:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fait de poser comme modèle | posar |
pose vorm van posarse:
-
posarse (acabarse; terminarse; formalizarse)
Conjugations for posarse:
presente
- me poso
- te posas
- se posa
- nos posamos
- os posáis
- se posan
imperfecto
- me posaba
- te posabas
- se posaba
- nos posábamos
- os posabais
- se posaban
indefinido
- me posé
- te posaste
- se posó
- nos posamos
- os posasteis
- se posaron
fut. de ind.
- me posaré
- te posarás
- se posará
- nos posaremos
- os posaréis
- se posarán
condic.
- me posaría
- te posarías
- se posaría
- nos posaríamos
- os posaríais
- se posarían
pres. de subj.
- que me pose
- que te poses
- que se pose
- que nos posemos
- que os poséis
- que se posen
imp. de subj.
- que me posara
- que te posaras
- que se posara
- que nos posáramos
- que os posarais
- que se posaran
miscelánea
- ¡pósate!
- ¡posaos!
- ¡no te poses!
- ¡no os poséis!
- posado
- posándose
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor posarse:
Frans
Uitgebreide vertaling voor pose (Frans) in het Spaans
pose:
-
la pose (mise en place; placement; installation; insertion; implantation)
Vertaal Matrix voor pose:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
proveer de trabajo | implantation; insertion; installation; mise en place; placement; pose |
Synoniemen voor "pose":
Wiktionary: pose
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pose | → porta; postura; actitud; cara | ↔ Haltung — Plural ungebräuchlich oder selten: (bezüglich des Stehens, Gehens oder Sitzens) Art und Weise, den Körper, insbesondere das Rückgrat zu halten; Körperhaltung |
• pose | → pose | ↔ pose — position, arrangement (especially of the human body) |
posé:
-
posé (calme; tranquille; serein; tranquillement; gentil; à l'amiable)
tranquilo; sosegadamente; calmo; quedo; quieto; tranquilamente; frío; simpático; amoroso; agradable; amable; cordial; sociable; en calma; liso; ponderado; impasible; calmado; jovial; flemático; sereno; amistoso; apacible; manso; afable; pacífico; indiferente; amigable; afectuoso; sosegado; inmóvil; complaciente; inmutable; imperturbable; benévolo; calmoso; imperturable; sin inmutarse-
tranquilo bijvoeglijk naamwoord
-
sosegadamente bijvoeglijk naamwoord
-
calmo bijvoeglijk naamwoord
-
quedo bijvoeglijk naamwoord
-
quieto bijvoeglijk naamwoord
-
tranquilamente bijvoeglijk naamwoord
-
frío bijvoeglijk naamwoord
-
simpático bijvoeglijk naamwoord
-
amoroso bijvoeglijk naamwoord
-
agradable bijvoeglijk naamwoord
-
amable bijvoeglijk naamwoord
-
cordial bijvoeglijk naamwoord
-
sociable bijvoeglijk naamwoord
-
en calma bijvoeglijk naamwoord
-
liso bijvoeglijk naamwoord
-
ponderado bijvoeglijk naamwoord
-
impasible bijvoeglijk naamwoord
-
calmado bijvoeglijk naamwoord
-
jovial bijvoeglijk naamwoord
-
flemático bijvoeglijk naamwoord
-
sereno bijvoeglijk naamwoord
-
amistoso bijvoeglijk naamwoord
-
apacible bijvoeglijk naamwoord
-
manso bijvoeglijk naamwoord
-
afable bijvoeglijk naamwoord
-
pacífico bijvoeglijk naamwoord
-
indiferente bijvoeglijk naamwoord
-
amigable bijvoeglijk naamwoord
-
afectuoso bijvoeglijk naamwoord
-
sosegado bijvoeglijk naamwoord
-
inmóvil bijvoeglijk naamwoord
-
complaciente bijvoeglijk naamwoord
-
inmutable bijvoeglijk naamwoord
-
imperturbable bijvoeglijk naamwoord
-
benévolo bijvoeglijk naamwoord
-
calmoso bijvoeglijk naamwoord
-
imperturable bijvoeglijk naamwoord
-
sin inmutarse bijvoeglijk naamwoord
-
-
posé (paisible; paisiblement)
-
posé
-
posé (placide; impassible; serein)
flemático; frío; liso; indiferente; inmóvil; impasible; inmutable; imperturbable; imperturable-
flemático bijvoeglijk naamwoord
-
frío bijvoeglijk naamwoord
-
liso bijvoeglijk naamwoord
-
indiferente bijvoeglijk naamwoord
-
inmóvil bijvoeglijk naamwoord
-
impasible bijvoeglijk naamwoord
-
inmutable bijvoeglijk naamwoord
-
imperturbable bijvoeglijk naamwoord
-
imperturable bijvoeglijk naamwoord
-
-
posé (placide; calme; tranquille; aimable; gentil; tranquillement; paisiblement; gracieux; paisible; affable; amicalement; amical; impassible; serein; calmement; d'humeur égale)
tranquilo; sereno; inmutable; imperturbable-
tranquilo bijvoeglijk naamwoord
-
sereno bijvoeglijk naamwoord
-
inmutable bijvoeglijk naamwoord
-
imperturbable bijvoeglijk naamwoord
-
-
posé (avec réserve; réservé)
recogido; retraído; revocado; establecido; metido; retirado; asentado; anulado; ensimismado; con sede en-
recogido bijvoeglijk naamwoord
-
retraído bijvoeglijk naamwoord
-
revocado bijvoeglijk naamwoord
-
establecido bijvoeglijk naamwoord
-
metido bijvoeglijk naamwoord
-
retirado bijvoeglijk naamwoord
-
asentado bijvoeglijk naamwoord
-
anulado bijvoeglijk naamwoord
-
ensimismado bijvoeglijk naamwoord
-
con sede en bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor posé:
Synoniemen voor "posé":
poser:
poser werkwoord (pose, poses, posons, posez, posent, posais, posait, posions, posiez, posaient, posai, posas, posa, posâmes, posâtes, posèrent, poserai, poseras, posera, poserons, poserez, poseront)
-
poser (déposer; mettre; placer; coucher; situer; stationner; planter)
poner; depositar; situar; deponer; mover; estacionar; publicar; derribar; destinar; depositar sobre-
poner werkwoord
-
depositar werkwoord
-
situar werkwoord
-
deponer werkwoord
-
mover werkwoord
-
estacionar werkwoord
-
publicar werkwoord
-
derribar werkwoord
-
destinar werkwoord
-
depositar sobre werkwoord
-
-
poser (mettre; placer; déposer; ranger; installer)
-
poser (mettre; placer; déposer; ranger; installer)
-
poser (mettre; déposer; placer)
-
poser (mettre; asseoir; placer; insérer; installer; appliquer; signaler; garer; stationner)
-
poser (déposer; mettre)
poner; tumbar; acomodar; posicionar-
poner werkwoord
-
tumbar werkwoord
-
acomodar werkwoord
-
posicionar werkwoord
-
-
poser (poser doucement; mettre; déposer; s'étendre; faucher; s'allonger)
-
poser (attacher à qc; attacher; fixer; installer; agrafer; parapher; coller; renforcer; lier; marquer; nouer; timbrer)
-
poser (coucher; mettre; déposer; fixer; insérer; placer; installer; faire asseoir)
ubicar; tender; jugar; pagar; encajar; colocar; situar; hacer; poner; invertir; mover; tumbar; reducir; componer; derribar; destinar; publicar; colocarse; engarzar; hacer arreglos musicales; depositar sobre-
ubicar werkwoord
-
tender werkwoord
-
jugar werkwoord
-
pagar werkwoord
-
encajar werkwoord
-
colocar werkwoord
-
situar werkwoord
-
hacer werkwoord
-
poner werkwoord
-
invertir werkwoord
-
mover werkwoord
-
tumbar werkwoord
-
reducir werkwoord
-
componer werkwoord
-
derribar werkwoord
-
destinar werkwoord
-
publicar werkwoord
-
colocarse werkwoord
-
engarzar werkwoord
-
hacer arreglos musicales werkwoord
-
depositar sobre werkwoord
-
-
poser (engager; nommer)
-
poser (stationner; placer; poster; mettre; déposer)
ubicar; aparcar; instalar; colocar; componer; colocarse; estar echado; meter; destinar; estacionar-
ubicar werkwoord
-
aparcar werkwoord
-
instalar werkwoord
-
colocar werkwoord
-
componer werkwoord
-
colocarse werkwoord
-
estar echado werkwoord
-
meter werkwoord
-
destinar werkwoord
-
estacionar werkwoord
-
Conjugations for poser:
Présent
- pose
- poses
- pose
- posons
- posez
- posent
imparfait
- posais
- posais
- posait
- posions
- posiez
- posaient
passé simple
- posai
- posas
- posa
- posâmes
- posâtes
- posèrent
futur simple
- poserai
- poseras
- posera
- poserons
- poserez
- poseront
subjonctif présent
- que je pose
- que tu poses
- qu'il pose
- que nous posions
- que vous posiez
- qu'ils posent
conditionnel présent
- poserais
- poserais
- poserait
- poserions
- poseriez
- poseraient
passé composé
- ai posé
- as posé
- a posé
- avons posé
- avez posé
- ont posé
divers
- pose!
- posez!
- posons!
- posé
- posant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor poser:
Synoniemen voor "poser":
Wiktionary: poser
poser
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• poser | → determinar; fijar | ↔ appoint — To fix with power or firmness |
• poser | → preguntar | ↔ ask — request an answer |
• poser | → aterrizar | ↔ land — to bring to land |
• poser | → acostar | ↔ lay — to place something down in a position of rest |
• poser | → colocar; poner; situar | ↔ place — to put in a specific location |
• poser | → posar | ↔ pose — assume or maintain a pose |
• poser | → poner; colocar; situar | ↔ put — to place something somewhere |
• poser | → poner; dejar; colocar | ↔ set — to put something down |
• poser | → posar | ↔ poseren — intr|nld voor een kunstenaar model staan |
• poser | → colocar; asentar | ↔ neerzetten — iets op een lagere plek plaatsen |
• poser | → colocar; poner | ↔ leggen — doen liggen |
• poser | → poner | ↔ abstellen — Einen Gegenstand niederlegen, ablegen, zu Boden legen, hinstellen |
• poser | → juntar | ↔ anlegen — (transitiv) etwas anfügen |
• poser | → construir; levantar | ↔ aufwerfen — (transitiv) (große) Haufen bilden |
• poser | → poner; acostar; tender | ↔ legen — etwas in horizontale Lage bringen oder in horizontaler Lage in eine Position bringen |
• poser | → posar | ↔ posieren — sich in einer besonderen körperlichen Haltung präsentieren (zum Beispiel für ein Foto) |