Overzicht
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
-
aburrido:
- ennuyeux; monotone; ennuyant; morne; assommant; ennuyeusement; de manière monotone; de manière ennuyeuse; embêtant; fade; sans esprit; terne; abrutissant; mortel; insipide; désagréable; languissamment; fastidieux; lassant; fastidieusement; ennuyé; mécontent; vaguement; du bout des lèvres; à peine; légèrement; faiblement; mollement; indistinctement; tièdement; insipidement
- aburrir:
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor aburrido (Spaans) in het Frans
aburrido:
-
aburrido (soso; tedioso; insulso)
ennuyeux; monotone; ennuyant; morne; assommant; ennuyeusement; de manière monotone; de manière ennuyeuse-
ennuyeux bijvoeglijk naamwoord
-
monotone bijvoeglijk naamwoord
-
ennuyant bijvoeglijk naamwoord
-
morne bijvoeglijk naamwoord
-
assommant bijvoeglijk naamwoord
-
ennuyeusement bijvoeglijk naamwoord
-
de manière monotone bijvoeglijk naamwoord
-
de manière ennuyeuse bijvoeglijk naamwoord
-
-
aburrido (estúpido; bobo; monótono; tedioso; tonto; lelo; imbécil; insípido; embotador)
ennuyeux; embêtant; fade; sans esprit; monotone; terne; abrutissant; mortel; insipide-
ennuyeux bijvoeglijk naamwoord
-
embêtant bijvoeglijk naamwoord
-
fade bijvoeglijk naamwoord
-
sans esprit bijvoeglijk naamwoord
-
monotone bijvoeglijk naamwoord
-
terne bijvoeglijk naamwoord
-
abrutissant bijvoeglijk naamwoord
-
mortel bijvoeglijk naamwoord
-
insipide bijvoeglijk naamwoord
-
-
aburrido (pesado)
-
aburrido (de sarga)
-
aburrido
ennuyeux; monotone; languissamment; fastidieux; lassant; fastidieusement; ennuyeusement-
ennuyeux bijvoeglijk naamwoord
-
monotone bijvoeglijk naamwoord
-
languissamment bijvoeglijk naamwoord
-
fastidieux bijvoeglijk naamwoord
-
lassant bijvoeglijk naamwoord
-
fastidieusement bijvoeglijk naamwoord
-
ennuyeusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
aburrido (descontento; desanimado; irritado; decaído)
-
aburrido (flojo)
vaguement; du bout des lèvres; à peine; légèrement; faiblement; mollement; indistinctement; tièdement; insipidement-
vaguement bijvoeglijk naamwoord
-
du bout des lèvres bijvoeglijk naamwoord
-
à peine bijvoeglijk naamwoord
-
légèrement bijvoeglijk naamwoord
-
faiblement bijvoeglijk naamwoord
-
mollement bijvoeglijk naamwoord
-
indistinctement bijvoeglijk naamwoord
-
tièdement bijvoeglijk naamwoord
-
insipidement bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor aburrido:
Synoniemen voor "aburrido":
Wiktionary: aburrido
aburrido
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aburrido | → ennuyé; ennuyée | ↔ bored — suffering from boredom |
• aburrido | → ennuyeux; ennuyeuse; barbant | ↔ boring — inciting boredom |
• aburrido | → ennuyeux; barbant | ↔ dull — boring |
• aburrido | → barbant; ennuyeux | ↔ duf — saai, doods |
• aburrido | → fade; insipide; ennuyeux | ↔ fade — auf Ereignisse, Zeitabschnitte, Veranstaltungen und dergleichen bezogen: langweilig, ohne Abwechslung, reizlos, seicht |
• aburrido | → ennuyeux; ennuyeuse | ↔ langweilig — eintönig, uninteressant |
aburrir:
-
aburrir (cansar)
ennuyer; embêter-
ennuyer werkwoord (ennuie, ennuies, ennuyons, ennuyez, ennuient, ennuyais, ennuyait, ennuyions, ennuyiez, ennuyaient, ennuyai, ennuyas, ennuya, ennuyâmes, ennuyâtes, ennuyèrent, ennuierai, ennuieras, ennuiera, ennuierons, ennuierez, ennuieront)
-
embêter werkwoord (embête, embêtes, embêtons, embêtez, embêtent, embêtais, embêtait, embêtions, embêtiez, embêtaient, embêtai, embêtas, embêta, embêtâmes, embêtâtes, embêtèrent, embêterai, embêteras, embêtera, embêterons, embêterez, embêteront)
-
Conjugations for aburrir:
presente
- aburro
- aburres
- aburre
- aburrimos
- aburrís
- aburren
imperfecto
- aburría
- aburrías
- aburría
- aburríamos
- aburríais
- aburrían
indefinido
- aburrí
- aburriste
- aburrió
- aburrimos
- aburristeis
- aburrieron
fut. de ind.
- aburriré
- aburrirás
- aburrirá
- aburriremos
- aburriréis
- aburrirán
condic.
- aburriría
- aburrirías
- aburriría
- aburriríamos
- aburriríais
- aburrirían
pres. de subj.
- que aburra
- que aburras
- que aburra
- que aburramos
- que aburráis
- que aburran
imp. de subj.
- que aburriera
- que aburrieras
- que aburriera
- que aburriéramos
- que aburrierais
- que aburrieran
miscelánea
- ¡aburre!
- ¡aburrid!
- ¡no aburras!
- ¡no aburráis!
- aburrido
- aburriendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor aburrir:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
embêter | aburrir; cansar | amargar; amargar la vida; brutalizar; fastidiar; hacer la puñeta; incordiar; molestar; provocar |
ennuyer | aburrir; cansar | afligir; atormentar; castigar; chinchar; dar la lata; dar la murga; dar la paliza; dar la tabarra; fastidiar; gastar bromas; gruñir; importunar; incordiar; lloriquear; machacar; mear; molestar; refunfuñar; remugar; renegar; rezongar |