Overzicht
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
- desequilibrado:
- desequilibrarse:
-
Wiktionary:
- desequilibrado → bancal
Spaans
Uitgebreide vertaling voor desequilibrado (Spaans) in het Frans
desequilibrado:
-
desequilibrado (chiflado; cú-cú; Juan Lanas; extraño; loco; perezoso; mudo; cucú; desconcertado; absurdo; cretino; chalado; tonto; raro; peculiar; ganso; locamente; perturbado; loquillo; como loco; enmarañado; curioso; típico; desordenado; necio; característico; tontamente; con locura; loco de remate; caótico; descabellado; indolente; ofuscado; insano; obcecado)
idiotement; folle; fou; dingue; toqué; bête; stupide; délirant; frénétique; sottement; absurde; sot; brumeux; idiot-
idiotement bijvoeglijk naamwoord
-
folle bijvoeglijk naamwoord
-
fou bijvoeglijk naamwoord
-
dingue bijvoeglijk naamwoord
-
toqué bijvoeglijk naamwoord
-
bête bijvoeglijk naamwoord
-
stupide bijvoeglijk naamwoord
-
délirant bijvoeglijk naamwoord
-
frénétique bijvoeglijk naamwoord
-
sottement bijvoeglijk naamwoord
-
absurde bijvoeglijk naamwoord
-
sot bijvoeglijk naamwoord
-
brumeux bijvoeglijk naamwoord
-
idiot bijvoeglijk naamwoord
-
-
desequilibrado (inestable; inseguro; lábil; tambaleante; voluble; vacilante; poco consistente; poco sólido)
instable; labile; avec inconstance-
instable bijvoeglijk naamwoord
-
labile bijvoeglijk naamwoord
-
avec inconstance bijvoeglijk naamwoord
-
-
desequilibrado (inestable; anadeando; tambaleante; tambaleándose)
instable; branlant; vacillant; titubant; chancelant; inconstant-
instable bijvoeglijk naamwoord
-
branlant bijvoeglijk naamwoord
-
vacillant bijvoeglijk naamwoord
-
titubant bijvoeglijk naamwoord
-
chancelant bijvoeglijk naamwoord
-
inconstant bijvoeglijk naamwoord
-
-
desequilibrado (inarmónico)
-
desequilibrado (inarmónico)
discordant; peu harmonieux; faux-
discordant bijvoeglijk naamwoord
-
peu harmonieux bijvoeglijk naamwoord
-
faux bijvoeglijk naamwoord
-
-
desequilibrado (inconstante; lábil; inestable; inseguro; tambaleante; poco consistente; voluble; vacilante; poco sólido)
labile; instable; vacillant; branlant; chancelant; inconstant; peu résistant; avec inconstance-
labile bijvoeglijk naamwoord
-
instable bijvoeglijk naamwoord
-
vacillant bijvoeglijk naamwoord
-
branlant bijvoeglijk naamwoord
-
chancelant bijvoeglijk naamwoord
-
inconstant bijvoeglijk naamwoord
-
peu résistant bijvoeglijk naamwoord
-
avec inconstance bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor desequilibrado:
Wiktionary: desequilibrado
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• desequilibrado | → bancal | ↔ lopsided — not balanced |
desequilibrarse:
-
desequilibrarse (fluctuar; cambiar; vacilar; tambalear; tambalearse; intercambiar; anadear; titubear; balancear; serpentear; balancearse; moverse continuamente)
fluctuer; vaciller; osciller; tituber-
fluctuer werkwoord (fluctue, fluctues, fluctuons, fluctuez, fluctuent, fluctuais, fluctuait, fluctuions, fluctuiez, fluctuaient, fluctuai, fluctuas, fluctua, fluctuâmes, fluctuâtes, fluctuèrent, fluctuerai, fluctueras, fluctuera, fluctuerons, fluctuerez, fluctueront)
-
vaciller werkwoord (vacille, vacilles, vacillons, vacillez, vacillent, vacillais, vacillait, vacillions, vacilliez, vacillaient, vacillai, vacillas, vacilla, vacillâmes, vacillâtes, vacillèrent, vacillerai, vacilleras, vacillera, vacillerons, vacillerez, vacilleront)
-
osciller werkwoord (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, oscillent, oscillais, oscillait, oscillions, oscilliez, oscillaient, oscillai, oscillas, oscilla, oscillâmes, oscillâtes, oscillèrent, oscillerai, oscilleras, oscillera, oscillerons, oscillerez, oscilleront)
-
tituber werkwoord (titube, titubes, titubons, titubez, titubent, titubais, titubait, titubions, titubiez, titubaient, titubai, titubas, tituba, titubâmes, titubâtes, titubèrent, tituberai, tituberas, titubera, tituberons, tituberez, tituberont)
-
-
desequilibrarse (desmayar; desanimarse; desalentarse)
-
desequilibrarse (tambalearse; balbucear; tambalear; arrojar; vacilar; desmayar; titubear; tartamudear; balancear; escorar; columpiarse; fluctuar; balbucir; desanimarse; bambolearse; arredrarse; balancearse; renguear; tartajear; moverse continuamente; andar tambaleándose; desalentarse)
chanceler; vaciller; osciller; balancer-
chanceler werkwoord (chancelle, chancelles, chancelons, chancelez, chancellent, chancelais, chancelait, chancelions, chanceliez, chancelaient, chancelai, chancelas, chancela, chancelâmes, chancelâtes, chancelèrent, chancellerai, chancelleras, chancellera, chancellerons, chancellerez, chancelleront)
-
vaciller werkwoord (vacille, vacilles, vacillons, vacillez, vacillent, vacillais, vacillait, vacillions, vacilliez, vacillaient, vacillai, vacillas, vacilla, vacillâmes, vacillâtes, vacillèrent, vacillerai, vacilleras, vacillera, vacillerons, vacillerez, vacilleront)
-
osciller werkwoord (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, oscillent, oscillais, oscillait, oscillions, oscilliez, oscillaient, oscillai, oscillas, oscilla, oscillâmes, oscillâtes, oscillèrent, oscillerai, oscilleras, oscillera, oscillerons, oscillerez, oscilleront)
-
balancer werkwoord (balance, balances, balançons, balancez, balancent, balançais, balançait, balancions, balanciez, balançaient, balançai, balanças, balança, balançâmes, balançâtes, balancèrent, balancerai, balanceras, balancera, balancerons, balancerez, balanceront)
-
Conjugations for desequilibrarse:
presente
- me desequilibro
- te desequilibras
- se desequilibra
- nos desequilibramos
- os desequilibráis
- se desequilibran
imperfecto
- me desequilibraba
- te desequilibrabas
- se desequilibraba
- nos desequilibrábamos
- os desequilibrabais
- se desequilibraban
indefinido
- me desequilibré
- te desequilibraste
- se desequilibró
- nos desequilibramos
- os desequilibrasteis
- se desequilibraron
fut. de ind.
- me desequilibraré
- te desequilibrarás
- se desequilibrará
- nos desequilibraremos
- os desequilibraréis
- se desequilibrarán
condic.
- me desequilibraría
- te desequilibrarías
- se desequilibraría
- nos desequilibraríamos
- os desequilibraríais
- se desequilibrarían
pres. de subj.
- que me desequilibre
- que te desequilibres
- que se desequilibre
- que nos desequilibremos
- que os desequilibréis
- que se desequilibren
imp. de subj.
- que me desequilibrara
- que te desequilibraras
- que se desequilibrara
- que nos desequilibráramos
- que os desequilibrarais
- que se desequilibraran
miscelánea
- ¡desequilibrate!
- ¡desequilibraos!
- ¡no te desequilibres!
- ¡no os desequilibréis!
- desequilibrado
- desequilibrándose
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes