Overzicht
Spaans naar Frans: Meer gegevens...
-
agudo:
- suraigu; aigu; perçant; mordant; pointu; violent; strident; criard; urgent; immédiatement; intelligent; intelligemment; avec intelligence; cuisant; attentivement; soigneusement; exactement; minutieusement; prompt à la riposte; vif; malin; débrouillard; à propos; sagace; adroit; tranchant; astucieusement; futé; judicieux; vive; habile; éveillé; avec ruse; fin; alerte; rusé; astucieux; avisé; prompt; au fait; ingénieux; dégourdi; promptement; ingénieusement; denté; dentelé; brillant; sagacieux; agile; perspicace; roublard; impressionnant; pénétrant; avec insistance; de manière pénétrante; adroitement; habilement; agilement; ce qui devient de plus en plus pénible; intensif; intensivement; intensément; intense; fortement; vigoureusement; énergiquement; fort; vivement; vigoureux; violemment; énergique; maligne; âpre; aigre; virulent; ulcéré; irrité; furieux; agressif; enragé; en colère; âcre; aigri; aigrement; âprement; férocement; furieusement; fou de rage; fâché contre; irrité contre; acerbe; incisif; tranchant comme une lame de rasoir; piquant; coupant; perçant l'ouïe; clairvoyant; finement
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor agudo (Spaans) in het Frans
agudo:
-
agudo (penetrante; fuerte)
-
agudo (urgente; urgentemente)
aigu; urgent; immédiatement-
aigu bijvoeglijk naamwoord
-
urgent bijvoeglijk naamwoord
-
immédiatement bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (inteligente; destacado; listo; buen mozo; brillante; juicioso; perspicaz; de buen ver)
intelligent; intelligemment; avec intelligence-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
intelligemment bijvoeglijk naamwoord
-
avec intelligence bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (acuciante; penetrante)
-
agudo (atentamente; cautelosamente; atento; cauteloso; con minuciosidad; preciso; con ojo; sagaz; con exactitud; con precisión)
attentivement; soigneusement; exactement; minutieusement-
attentivement bijvoeglijk naamwoord
-
soigneusement bijvoeglijk naamwoord
-
exactement bijvoeglijk naamwoord
-
minutieusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (pronto a la réplica; inteligente; listo; avispado; vivo; oportuno; aprovechado; ladino; zorro; ingenioso; despierto; afilado; astuto; diestro; vivaracho)
prompt à la riposte; vif; malin; débrouillard; intelligent; à propos; sagace; adroit; tranchant; astucieusement; futé; judicieux; vive; habile; éveillé; avec ruse; fin; alerte; rusé; astucieux; avisé; prompt; au fait; ingénieux; dégourdi; intelligemment; promptement; ingénieusement-
prompt à la riposte bijvoeglijk naamwoord
-
vif bijvoeglijk naamwoord
-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
débrouillard bijvoeglijk naamwoord
-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
à propos bijvoeglijk naamwoord
-
sagace bijvoeglijk naamwoord
-
adroit bijvoeglijk naamwoord
-
tranchant bijvoeglijk naamwoord
-
astucieusement bijvoeglijk naamwoord
-
futé bijvoeglijk naamwoord
-
judicieux bijvoeglijk naamwoord
-
vive bijvoeglijk naamwoord
-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
éveillé bijvoeglijk naamwoord
-
avec ruse bijvoeglijk naamwoord
-
fin bijvoeglijk naamwoord
-
alerte bijvoeglijk naamwoord
-
rusé bijvoeglijk naamwoord
-
astucieux bijvoeglijk naamwoord
-
avisé bijvoeglijk naamwoord
-
prompt bijvoeglijk naamwoord
-
au fait bijvoeglijk naamwoord
-
ingénieux bijvoeglijk naamwoord
-
dégourdi bijvoeglijk naamwoord
-
intelligemment bijvoeglijk naamwoord
-
promptement bijvoeglijk naamwoord
-
ingénieusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (puntiagudo; en punto; fino; áspero; agrio; nítido; afilado; acre; enfilado)
-
agudo (afilado; guapa; listo; descansado; guapo; apuesto; bello; mañoso; astuto; inteligente; aprovechado; ingenioso; cortante; buen mozo; de buen ver)
intelligent; malin; brillant; futé; adroit; judicieux; rusé; sagacieux; habile; débrouillard; agile; perspicace; astucieux; ingénieux; roublard-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
brillant bijvoeglijk naamwoord
-
futé bijvoeglijk naamwoord
-
adroit bijvoeglijk naamwoord
-
judicieux bijvoeglijk naamwoord
-
rusé bijvoeglijk naamwoord
-
sagacieux bijvoeglijk naamwoord
-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
débrouillard bijvoeglijk naamwoord
-
agile bijvoeglijk naamwoord
-
perspicace bijvoeglijk naamwoord
-
astucieux bijvoeglijk naamwoord
-
ingénieux bijvoeglijk naamwoord
-
roublard bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (penetrante; áspero; intenso; acre; fuerte; duro; agrio; severo; deslumbrante; estridente; chillón; encarnizado; con énfasis; con insistencia)
impressionnant; aigu; pénétrant; avec insistance; de manière pénétrante; perçant; strident-
impressionnant bijvoeglijk naamwoord
-
aigu bijvoeglijk naamwoord
-
pénétrant bijvoeglijk naamwoord
-
avec insistance bijvoeglijk naamwoord
-
de manière pénétrante bijvoeglijk naamwoord
-
perçant bijvoeglijk naamwoord
-
strident bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (diestro; experto; mañoso; capaz; listo; descansado; talentoso; aprovechado; despierto; atractivo; sofisticado; cortante; afilado; ingenioso; espabilado; experimentado; habilidoso; buen mozo)
habile; agile; adroit; adroitement; habilement; agilement-
habile bijvoeglijk naamwoord
-
agile bijvoeglijk naamwoord
-
adroit bijvoeglijk naamwoord
-
adroitement bijvoeglijk naamwoord
-
habilement bijvoeglijk naamwoord
-
agilement bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (intenso)
aigu; perçant; pénétrant; ce qui devient de plus en plus pénible-
aigu bijvoeglijk naamwoord
-
perçant bijvoeglijk naamwoord
-
pénétrant bijvoeglijk naamwoord
-
ce qui devient de plus en plus pénible bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (intensivo; intenso; muy; vigoroso; forzudo; fortachón; profundo; enérgico; intensamente; membrudo; con intensidad; fuerte; mucho; sincero; potente; vital; violento; profundamente; robusto; fornido; musculoso; muy fuerte; lacertoso; recio de músculos)
intensif; intensivement; intensément; intense; fortement; vigoureusement; énergiquement; fort; vif; violent; vivement; vigoureux; violemment; énergique-
intensif bijvoeglijk naamwoord
-
intensivement bijvoeglijk naamwoord
-
intensément bijvoeglijk naamwoord
-
intense bijvoeglijk naamwoord
-
fortement bijvoeglijk naamwoord
-
vigoureusement bijvoeglijk naamwoord
-
énergiquement bijvoeglijk naamwoord
-
fort bijvoeglijk naamwoord
-
vif bijvoeglijk naamwoord
-
violent bijvoeglijk naamwoord
-
vivement bijvoeglijk naamwoord
-
vigoureux bijvoeglijk naamwoord
-
violemment bijvoeglijk naamwoord
-
énergique bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (mentalmente vivo; afilado; puntiagudo; vivo; perspicaz; despierto; ingenioso)
malin; maligne; perspicace; éveillé; vif-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
maligne bijvoeglijk naamwoord
-
perspicace bijvoeglijk naamwoord
-
éveillé bijvoeglijk naamwoord
-
vif bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (fuerte; desierto; amargado; encarnizado; resentido; vivo; salvaje; apasionado; feroz; subido; árido; brusco; riguroso; intenso; rudo; tajante; furioso; rabioso; agresivo; cortante; estridente; mordaz; chillón; acre; mordido; vehemente; yermo; empedernido; enconado; inhóspito; torvo; cáustico; sañudo)
âpre; aigre; virulent; ulcéré; irrité; furieux; agressif; enragé; en colère; âcre; aigri; aigrement; âprement; férocement; furieusement; fou de rage; fâché contre; irrité contre-
âpre bijvoeglijk naamwoord
-
aigre bijvoeglijk naamwoord
-
virulent bijvoeglijk naamwoord
-
ulcéré bijvoeglijk naamwoord
-
irrité bijvoeglijk naamwoord
-
furieux bijvoeglijk naamwoord
-
agressif bijvoeglijk naamwoord
-
enragé bijvoeglijk naamwoord
-
en colère bijvoeglijk naamwoord
-
âcre bijvoeglijk naamwoord
-
aigri bijvoeglijk naamwoord
-
aigrement bijvoeglijk naamwoord
-
âprement bijvoeglijk naamwoord
-
férocement bijvoeglijk naamwoord
-
furieusement bijvoeglijk naamwoord
-
fou de rage bijvoeglijk naamwoord
-
fâché contre bijvoeglijk naamwoord
-
irrité contre bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (muy afilado; fijo; liso; envarado; hosco; picudo; torpe; afilado; cortante; ceñido; chillón; áspero; rígido; severo; penoso; apretado; austero; tieso; picante; tenaz; nítido; tajante; adusto; hiriente; espabilado; estirado; mordaz; arisco; acre; vehemente; puntiagudo; acerado; parsimonioso; perspicaz; punzante; penetrante; hirsuto; encarnizado; cáustico; anquilosado; aguijoneador; afrentoso)
-
agudo (vehemente; fuerte; vivo; apasionado; feroz; árido; brusco; riguroso; intenso; rudo; tajante; amargado; rabioso; agresivo; resentido; cortante; estridente; mordaz; chillón; acre; mordido; yermo; empedernido; enconado; encarnizado; torvo; cáustico; sañudo)
furieux; enragé; agressif; virulent; en colère; férocement; furieusement-
furieux bijvoeglijk naamwoord
-
enragé bijvoeglijk naamwoord
-
agressif bijvoeglijk naamwoord
-
virulent bijvoeglijk naamwoord
-
en colère bijvoeglijk naamwoord
-
férocement bijvoeglijk naamwoord
-
furieusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (estridente)
aigu; perçant; pénétrant; perçant l'ouïe-
aigu bijvoeglijk naamwoord
-
perçant bijvoeglijk naamwoord
-
pénétrant bijvoeglijk naamwoord
-
perçant l'ouïe bijvoeglijk naamwoord
-
-
agudo (mañoso; cortante; hermoso; listo; perito; ingenioso; talentoso; habilidoso; bonito; claro; preciso; apretado; ducho; acre; sagaz; versado; rácano; bello; atractivo; áspero; inteligente; oportuno; penoso; doloroso; ajustado; puntiagudo; punzante; buen mozo; de buen ver)
clairvoyant; sagace; finement; fin; intelligent-
clairvoyant bijvoeglijk naamwoord
-
sagace bijvoeglijk naamwoord
-
finement bijvoeglijk naamwoord
-
fin bijvoeglijk naamwoord
-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor agudo:
Verwante woorden van "agudo":
Synoniemen voor "agudo":
Wiktionary: agudo
agudo
Cross Translation:
adjective
-
Qui est d’un goût âpre, se dit d’un vin acide, dur et âpre
-
Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
-
délié, menu, mince ou étroit.
-
Qui se fait, qui s’exécuter dans l’esprit, dans l’entendement.
-
didact|fr Qui mordre.
-
Qui percer, qui pénétrer.
-
Qui se termine en pointe
- pointu → afilado; agudo; puntiagudo
-
Qui pénétrer.
-
Qui avancer, qui sortir en dehors.
-
Qui est de la nature de l'esprit, ou qui le concerne.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• agudo | → aiguë; aigu | ↔ acute — sensitive |
• agudo | → aigu | ↔ acute — geometry: of an angle |
• agudo | → aigu; intense; vif; acéré | ↔ sharp — intense and sudden (of pain) |
• agudo | → aigu; serré | ↔ sharp — forming a small angle |
• agudo | → affilé | ↔ scherp — goed snijdend |
• agudo | → aigu | ↔ acuut — plots ontstaan, op korte termijn verlopend |
• agudo | → aigu | ↔ akut — Medizin, bezogen auf eine Krankheit: unvermutet auftretend, rasch und heftig verlaufend |
• agudo | → urgent | ↔ akut — in diesem Moment (sehr) wichtig |
• agudo | → caustique | ↔ beißend — übertragen: Äußerungen derart, dass sie verletzend - sprich beißend - wirken |
• agudo | → pointu | ↔ spitz — die Fähigkeit habend, schneiden zu können; scharf |
• agudo | → aigu | ↔ spitz — In der Mathematik wird ein Winkel, der kleiner als ein rechter Winkel ist, als spitzer Winkel bezeichnet |