Overzicht
Spaans Synoniemen: Meer gegevens...
-
vivo:
- alegre; vivo; contento; animado; satisfecho; entusiasta; complacido; pagado; arrobado; abonado; ocupado; despierto; activo; intenso; atareado; ardiente; recargado; festivo; agitado; frecuente; de buen humor; vigoroso; prolífero; en vida; con vida; inteligente; zorro; listo; astuto; ingenioso; despabilado; perspicaz; avispado; pronto a la réplica; oportuno; aprovechado; ladino; afilado; agudo; diestro; vivaracho; excitado; nervioso; acalorado; agitadamente; caliente; lleno de color; dinámico; vital; enérgico; móvil; ágil; exquisito; bajo; desagradable; malo; antipático; sinvergüenza; secreto; ducho; redomado; guarro; a escondidas; grosero; canalla; sofisticado; falso; disimulado; secretamente; hábil; desafinado; indecente; taimado; pérfido; cazurro; traicionero; tallado; reticente; despreciable; obsceno; andrajoso; harapiento; solapado; a hurtadillas; socarrón; terriblemente; subrepticio; falsamente; falsificado; en secreto; desacorde; en falso; calculador; hallado; vivamente; alegremente; suscitado; optimista; puntiagudo; mentalmente vivo; fuerte; desierto; amargado; encarnizado; resentido; salvaje; apasionado; feroz; subido; árido; brusco; riguroso; rudo; tajante; furioso; rabioso; agresivo; cortante; estridente; mordaz; chillón; acre; mordido; vehemente; yermo; empedernido; enconado; inhóspito; torvo; cáustico; sañudo; floreciente; lleno de flores; colorido; florido; desenvuelto
- vivo; persona rápida
- vivir:
Spaans
Uitgebreide synoniemen voor vivo in het Spaans
vivo:
-
vivo
-
vivo
satisfecho; entusiasta; vivo; complacido; alegre; contento; pagado; arrobado; abonado-
satisfecho bijvoeglijk naamwoord
-
entusiasta bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
complacido bijvoeglijk naamwoord
-
alegre bijvoeglijk naamwoord
-
contento bijvoeglijk naamwoord
-
pagado bijvoeglijk naamwoord
-
arrobado bijvoeglijk naamwoord
-
abonado bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
ocupado; despierto; alegre; activo; intenso; atareado; vivo; ardiente; animado; recargado; festivo; agitado; frecuente; de buen humor; vigoroso; prolífero-
ocupado bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
alegre bijvoeglijk naamwoord
-
activo bijvoeglijk naamwoord
-
intenso bijvoeglijk naamwoord
-
atareado bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
ardiente bijvoeglijk naamwoord
-
animado bijvoeglijk naamwoord
-
recargado bijvoeglijk naamwoord
-
festivo bijvoeglijk naamwoord
-
agitado bijvoeglijk naamwoord
-
frecuente bijvoeglijk naamwoord
-
de buen humor bijvoeglijk naamwoord
-
vigoroso bijvoeglijk naamwoord
-
prolífero bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
-
vivo
inteligente; zorro; vivo; listo; astuto; ingenioso; despabilado; perspicaz; avispado; despierto-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
zorro bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
despabilado bijvoeglijk naamwoord
-
perspicaz bijvoeglijk naamwoord
-
avispado bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
inteligente; pronto a la réplica; listo; avispado; vivo; oportuno; aprovechado; ladino; zorro; ingenioso; despierto; afilado; agudo; astuto; diestro; vivaracho-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
pronto a la réplica bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
avispado bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
oportuno bijvoeglijk naamwoord
-
aprovechado bijvoeglijk naamwoord
-
ladino bijvoeglijk naamwoord
-
zorro bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
diestro bijvoeglijk naamwoord
-
vivaracho bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
excitado; vivo; nervioso; alegre; acalorado; agitadamente; caliente; animado; despierto; activo; ardiente; agitado-
excitado bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
nervioso bijvoeglijk naamwoord
-
alegre bijvoeglijk naamwoord
-
acalorado bijvoeglijk naamwoord
-
agitadamente bijvoeglijk naamwoord
-
caliente bijvoeglijk naamwoord
-
animado bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
activo bijvoeglijk naamwoord
-
ardiente bijvoeglijk naamwoord
-
agitado bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
alegre; lleno de color; vivo-
alegre bijvoeglijk naamwoord
-
lleno de color bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
-
vivo
exquisito; zorro; bajo; desagradable; malo; antipático; sinvergüenza; secreto; afilado; ducho; redomado; guarro; a escondidas; listo; grosero; canalla; sofisticado; vivo; falso; disimulado; secretamente; astuto; hábil; desafinado; indecente; taimado; pérfido; cazurro; traicionero; tallado; reticente; despreciable; obsceno; andrajoso; harapiento; solapado; a hurtadillas; socarrón; terriblemente; subrepticio; falsamente; falsificado; en secreto; desacorde; en falso-
exquisito bijvoeglijk naamwoord
-
zorro bijvoeglijk naamwoord
-
bajo bijvoeglijk naamwoord
-
desagradable bijvoeglijk naamwoord
-
malo bijvoeglijk naamwoord
-
antipático bijvoeglijk naamwoord
-
sinvergüenza bijvoeglijk naamwoord
-
secreto bijvoeglijk naamwoord
-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
ducho bijvoeglijk naamwoord
-
redomado bijvoeglijk naamwoord
-
guarro bijvoeglijk naamwoord
-
a escondidas bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
grosero bijvoeglijk naamwoord
-
canalla bijvoeglijk naamwoord
-
sofisticado bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
falso bijvoeglijk naamwoord
-
disimulado bijvoeglijk naamwoord
-
secretamente bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
hábil bijvoeglijk naamwoord
-
desafinado bijvoeglijk naamwoord
-
indecente bijvoeglijk naamwoord
-
taimado bijvoeglijk naamwoord
-
pérfido bijvoeglijk naamwoord
-
cazurro bijvoeglijk naamwoord
-
traicionero bijvoeglijk naamwoord
-
tallado bijvoeglijk naamwoord
-
reticente bijvoeglijk naamwoord
-
despreciable bijvoeglijk naamwoord
-
obsceno bijvoeglijk naamwoord
-
andrajoso bijvoeglijk naamwoord
-
harapiento bijvoeglijk naamwoord
-
solapado bijvoeglijk naamwoord
-
a hurtadillas bijvoeglijk naamwoord
-
socarrón bijvoeglijk naamwoord
-
terriblemente bijvoeglijk naamwoord
-
subrepticio bijvoeglijk naamwoord
-
falsamente bijvoeglijk naamwoord
-
falsificado bijvoeglijk naamwoord
-
en secreto bijvoeglijk naamwoord
-
desacorde bijvoeglijk naamwoord
-
en falso bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
-
vivo
vivamente; vivo; animado; alegremente; suscitado; de buen humor; alegre; contento; optimista-
vivamente bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
animado bijvoeglijk naamwoord
-
alegremente bijvoeglijk naamwoord
-
suscitado bijvoeglijk naamwoord
-
de buen humor bijvoeglijk naamwoord
-
alegre bijvoeglijk naamwoord
-
contento bijvoeglijk naamwoord
-
optimista bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
afilado; puntiagudo; vivo; perspicaz; despierto; agudo; ingenioso; mentalmente vivo-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
puntiagudo bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
perspicaz bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
mentalmente vivo bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
inteligente; vivo; perspicaz; avispado; listo; despabilado-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
perspicaz bijvoeglijk naamwoord
-
avispado bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
despabilado bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
-
vivo
fuerte; desierto; amargado; encarnizado; resentido; vivo; salvaje; agudo; apasionado; feroz; subido; árido; brusco; riguroso; intenso; rudo; tajante; furioso; rabioso; agresivo; cortante; estridente; mordaz; chillón; acre; mordido; vehemente; yermo; empedernido; enconado; inhóspito; torvo; cáustico; sañudo-
fuerte bijvoeglijk naamwoord
-
desierto bijvoeglijk naamwoord
-
amargado bijvoeglijk naamwoord
-
encarnizado bijvoeglijk naamwoord
-
resentido bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
salvaje bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
apasionado bijvoeglijk naamwoord
-
feroz bijvoeglijk naamwoord
-
subido bijvoeglijk naamwoord
-
árido bijvoeglijk naamwoord
-
brusco bijvoeglijk naamwoord
-
riguroso bijvoeglijk naamwoord
-
intenso bijvoeglijk naamwoord
-
rudo bijvoeglijk naamwoord
-
tajante bijvoeglijk naamwoord
-
furioso bijvoeglijk naamwoord
-
rabioso bijvoeglijk naamwoord
-
agresivo bijvoeglijk naamwoord
-
cortante bijvoeglijk naamwoord
-
estridente bijvoeglijk naamwoord
-
mordaz bijvoeglijk naamwoord
-
chillón bijvoeglijk naamwoord
-
acre bijvoeglijk naamwoord
-
mordido bijvoeglijk naamwoord
-
vehemente bijvoeglijk naamwoord
-
yermo bijvoeglijk naamwoord
-
empedernido bijvoeglijk naamwoord
-
enconado bijvoeglijk naamwoord
-
inhóspito bijvoeglijk naamwoord
-
torvo bijvoeglijk naamwoord
-
cáustico bijvoeglijk naamwoord
-
sañudo bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
fuerte; vehemente; vivo; agudo; apasionado; feroz; árido; brusco; riguroso; intenso; rudo; tajante; amargado; rabioso; agresivo; resentido; cortante; estridente; mordaz; chillón; acre; mordido; yermo; empedernido; enconado; encarnizado; torvo; cáustico; sañudo-
fuerte bijvoeglijk naamwoord
-
vehemente bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
apasionado bijvoeglijk naamwoord
-
feroz bijvoeglijk naamwoord
-
árido bijvoeglijk naamwoord
-
brusco bijvoeglijk naamwoord
-
riguroso bijvoeglijk naamwoord
-
intenso bijvoeglijk naamwoord
-
rudo bijvoeglijk naamwoord
-
tajante bijvoeglijk naamwoord
-
amargado bijvoeglijk naamwoord
-
rabioso bijvoeglijk naamwoord
-
agresivo bijvoeglijk naamwoord
-
resentido bijvoeglijk naamwoord
-
cortante bijvoeglijk naamwoord
-
estridente bijvoeglijk naamwoord
-
mordaz bijvoeglijk naamwoord
-
chillón bijvoeglijk naamwoord
-
acre bijvoeglijk naamwoord
-
mordido bijvoeglijk naamwoord
-
yermo bijvoeglijk naamwoord
-
empedernido bijvoeglijk naamwoord
-
enconado bijvoeglijk naamwoord
-
encarnizado bijvoeglijk naamwoord
-
torvo bijvoeglijk naamwoord
-
cáustico bijvoeglijk naamwoord
-
sañudo bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
floreciente; lleno de flores; vivo; colorido; florido; lleno de color-
floreciente bijvoeglijk naamwoord
-
lleno de flores bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
colorido bijvoeglijk naamwoord
-
florido bijvoeglijk naamwoord
-
lleno de color bijvoeglijk naamwoord
-
-
vivo
vivo; desenvuelto; vivaracho-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
desenvuelto bijvoeglijk naamwoord
-
vivaracho bijvoeglijk naamwoord
-
-
el vivo
Verwante woorden van "vivo":
Alternatieve synoniemen voor "vivo":
vivo vorm van vivir:
-
vivir
vivir; habitar; alojar; residir; alojarse; estar domiciliado; tener su sede-
vivir werkwoord
-
habitar werkwoord
-
alojar werkwoord
-
residir werkwoord
-
alojarse werkwoord
-
estar domiciliado werkwoord
-
tener su sede werkwoord
-
-
vivir
-
vivir
vivir; aguantar; soportar; pasar por; padecer; resistir; experimentar; tolerar; salir con bien-
vivir werkwoord
-
aguantar werkwoord
-
soportar werkwoord
-
pasar por werkwoord
-
padecer werkwoord
-
resistir werkwoord
-
experimentar werkwoord
-
tolerar werkwoord
-
salir con bien werkwoord
-
Conjugations for vivir:
presente
- vivo
- vives
- vive
- vivimos
- vivís
- viven
imperfecto
- vivía
- vivías
- vivía
- vivíamos
- vivíais
- vivían
indefinido
- viví
- viviste
- vivió
- vivimos
- vivisteis
- vivieron
fut. de ind.
- viviré
- vivirás
- vivirá
- viviremos
- viviréis
- vivirán
condic.
- viviría
- vivirías
- viviría
- viviríamos
- viviríais
- vivirían
pres. de subj.
- que viva
- que vivas
- que viva
- que vivamos
- que viváis
- que vivan
imp. de subj.
- que viviera
- que vivieras
- que viviera
- que viviéramos
- que vivierais
- que vivieran
miscelánea
- ¡vive!
- ¡vivid!
- ¡no vivas!
- ¡no viváis!
- vivido
- viviendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes