Spaans

Uitgebreide synoniemen voor timador in het Spaans

timador:

timador [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el timador
    el tramposo; el estafador; el embustero; el impostor; el embaucador; el timador; el engañador; el defraudador; el sablista; el trampista
  2. el timador
    el estafadores; el engañadores; el timador; el enredadores

Verwante woorden van "timador":

  • timadores, timadora, timadoras

Alternatieve synoniemen voor "timador":